noemt men het verschijnsel, dat verschillende stoffen, zowel organische als anorganische, door de zuurstof van de lucht worden geoxydeerd. Voorbeelden zijn bijv. natriumsulfiet, Na2SO3, en benzaldehyde, lijnolie, terpentijnolie en andere terpenen.
Nu doet zich in tal van deze gevallen het merkwaardige verschijnsel voor, dat in tegenwoordigheid van deze autoxydabele stoffen ook andere stoffen, die anders volstrekt niet door luchtzuurstof geoxydeerd worden, in deze combinatie wèl met zuurstof reageren. Zij fungeren daarbij als acceptor voor de zuurstof, die door autoxydabele stof op hen wordt overgedragen. Men neemt aan, dat de autoxydabele stoffen primair een molecule O2 opnemen onder vorming van een peroxyde, in waterige oplossing ook waterstofperoxyde. In het geval van benzaldehyde C6H5COH bijv. ontstaat C6H5COO2H perbenzoëzuur en dit kan ofwel een tweede molecule aldehyde oxyderen tot benzoëzuur C6H5COOH en tevens zelf daarin overgaan, ofwel bij aanwezigheid van een acceptor kan deze alle zuurstof opnemen, zodat het aldehyde wordt teruggevormd. Een anorganisch voorbeeld is de oxydatie van natriumarseniet, Na3AsO3 tot arsenaat Na3AsO4, die normaliter niet door moleculaire zuurstof plaats vindt, wel echter in tegenwoordigheid van het autoxydabele natriumsulfiet, terwijl daarbij tevens de oxydatie van deze laatste stof wordt vertraagd (z acroleïne).Technisch is de autoxydatie van veel belang, van nut bij de droging van drogende oliën, zoals lijnolie, ten ongunste bij de autoxydatie bijv. van rubber en rubberartikelen, waardoor deze hard en brokkelig worden. In de meeste gevallen, zo ook bij het reeds meer genoemd sulfiet en van benzaldehyde vindt de autoxydatie plaats onder de katalytische invloed (z katalyse) van zware metalen, in bijzonder van sporen koper. Door zorgvuldig vermijden van iedere verontreiniging met de katalytisch werkzame metalen en anderzijds door de toevoeging van bepaalde stoffen als antioxydant tracht men de autoxydatie tegen te gaan (z rubber).
PROF. DR J. A. A. KETELAAR