Frans Protestants godgeleerde (Parijs 17 Aug. 1795 - 10 Jan. 1868), studeerde te Montauban en werd in 1818 predikant bij de Waalse Kerk te Amsterdam, vertrok in 1830 naar Parijs, waar hij zich een bijzondere reputatie als kanselredenaar verwierf. Zijn vrijzinnigheid bezorgde hem echter veel tegenstanders, onder wie Adolphe Monod.
In drie tijdschriften gaf hij uiting aan zijn inzichten: Le Protestant (1831-’33), Le libre examen (1834-’36) en Le Lien (1841 enz.). Na de Febr.-revolutie van 1848 begon zijn politieke loopbaan, die nimmer zijn pastorale arbeid in de weg heeft gestaan. Door het departement van de Seine werd Coquerel naar de Nationale Vergadering afgevaardigd, later werd hij lid van het Wetgevend Lichaam, als gematigd republikein; bij de coup d’état van 2 Dec. 1851 eindigde deze politieke carrière. Talrijke preken en catechetische werken van zijn hand zagen het licht, de meeste in verschillende talen vertaald.Bibl. (beh. de genoemde): Lettre à M. Guizot (over diens artikel in de Revue française over het Katholicisme, het Protestantisme en de filosofie in Frankrijk) (1838); L’orthodoxie moderne (1841); Réponse au livre du docteur Strauss (n.a.v. diens Leven van Jezus; 1841; in het Ned. vert. 1842); Christianisme expérimental (1847); Christologie (2 dln, 1858); Observations pratiques sur la prédication (1860); Projet de discipline pour les Eglises réformées de France (1863).
Lit.: Haag, La France Protestante, 2de dr., II, 621-633.