noemt men in het algemeen een vorm van godsdienst, die in nauwe betrekking staat tot de hemellichamen. Deze godsdienstvorm kan eenvoudig de verering van zon, maan en (of) sterren zijn.
Hij kan ook bestaan in de overtuiging, dat tussen de beweging der hemellichamen en het aardse gebeuren een nauwe samenhang is. In de eerste betekenis is astrale religie bij talloze volkeren te vinden. De mythologie van vele primitieven kent helden, die niet anders zijn dan zon, maan of een voorname ster en wier lotgevallen anecdotische maskeringen zijn van open ondergang, toe- en afnemen der hemellichamen. Vooral het wassen en afnemen van de maan, de op- en ondergang van de zon, alsmede de verduisteringen dier hemellichamen hebben tot velerlei mythen en sagen aanleiding gegeven (een monster bedreigt zon of maan en dreigt ze te verslinden enz.). Van zoveel gewicht zijn deze astrale momenten in de primitieve religies, dat sommige geleerden ze tot de grondvoorstelling der religie in het algemeen hebben willen maken en getracht hebben de bonte en veelsoortige mythen der mensheid in een solair of lunair systeem te persen, een noodlottige eenzijdigheid, daar in het leven van den primitieven mens nog heel andere dingen van belang zijn dan alleen de hemellichamen.Half-primitieve en antieke godsdiensten beschouwen vaak hun goden geheel of gedeeltelijk als sterren. In de oude Mexicaanse religie is Uitzilopochtli zonnegod, de morgenster een soort middelaar tussen hemel en aarde. In het oude Egypte was de invloed der astrale religie zo sterk, dat langzamerhand alle goden een min of meer astraal karakter kregen, ook al hadden ze oorspronkelijk niets met de hemellichamen te maken. Men identificeerde ze dan met sterren. Van de aanvang der Egyptische religie af was Re, de zonnegod, een der voornaamste goden. De theologie van de „zonnestad” Heliopolis, het oude On, heeft hoe langer hoe meer godenfiguren en -mythen binnen de lichtkring van de zon getrokken, zodat Amon, Osiris en vele andere goden solaire betekenis kregen.
Het klassieke land van de astrale religie is evenwel Babylonië. Daar zijn niet slechts zeer vele goden stergoden, maar daar heerst ook de zgn. Oudoosterse wereldbeschouwing, volgens welke het aards gebeuren verloopt naar het model van het hemelse. De sterren vormen het „schrift des hemels”. Wie het lezen kan, stelt zich in het bezit van goddelijke wijsheid. De drie voornaamste goden, Sin, Sjamasj en Isjtar, zijn Maan, Zon en Venus. Niet alleen beheersen zij het wereldleven, maar hun bewegingen en die der andere sterren zijn het voorbeeld van al wat op deze aarde geschiedt.
Het deel is het beeld van het geheel. Hier ontstaat de voorstelling van micro- en macrokosmos. Hier werden de grondslagen gelegd van astrologie en astronomie. In het tijdvak van het Hellenisme leeft de astrale religie weer op. Men denkt zich het heelal in zeven sferen verdeeld: elk der sferen behoort aan een planeet, een stergod, die er de wacht over houdt en de opstijging der mensenziel naar de hemel kan verhinderen. Dat is een voorstelling, waarop ook in het Nieuwe Testament wordt gezinspeeld, maar de liefde van Christus wordt sterker geacht dan deze astrale invloeden (Rom. 8 : 38 v., moet vermoedelijk aldus worden verstaan). Alle religies van het Hellenisme, waaronder de zgn. mysteriegodsdiensten een grote plaats innemen, hebben een astrale uitlegging gekregen. De religie van Mithra bijv. kent ook de zeven sferen, waardoor de ziel ten hemel stijgt.
En de meeste mysteriegoden kregen een astrale zin. Tegen het einde van het heidendom is de voornaamste god, die door het gehele Romeinse rijk wordt vereerd en die allerlei religies tot zich trekt, de zon, Sol invictus, aan wiens geboortedag wij de datum van ons Kerstfeest (25 Dec.) en aan wiens naam wij onze Zondag danken.
PROF. DR G. VAN DER LEEUW
Lit.: F. Boll, Sternglaube und Sterndeutung, 3. Aufl. (Leipzig-Berlin 1926); F. X. Kugler, Sternkunde und Sterndienst in Babel, 3 Tle (Münster-Freiburg 1907-1935).