het kleinste van de Nederlandse Kleine Antillen onder de Wind, gelegen op ruim 25 km van de kust van Venezuela tussen 12° 37' 26" en 12° 24' 35" N.Br. en tussen 70° 4' 13" en 69° 52' 12" W.L. v. Gr.
In oudere geschriften wordt het eiland wel eens Oruba en Orua genoemd; volgens sommigen afgeleid van Oirubae (metgezel), volgens anderen een Caribische afleiding van Oroa (Schelpeneiland), hetgeen minder waarschijnlijk is. Het eiland kwam in 1740 onder Nederlands bestuur.Aruba strekt zich over een lengte van ongeveer 30 km in N.W.-Z.O. richting uit, heeft een gemiddelde breedte van 5½ km en beslaat een oppervlakte van 179 km2. De N.W.-kust is steil met weinig bochten; de korte oostkust van Rincón af is lager en heeft duinen als gevolg van de N.O.passaat. De inham van Rincón en de Boca Grande zijn de aanzienlijkste bochten aan de N.O.-kust. In de bochten komen kleine in verband met de strekking der plooiingen van de ondergrond, O.en N.O.-waarts gerichte kloven uit, welke alleen in de regentijd water afvoeren en met lage mangrovebomen begroeid zijn. De Z.W.-kust is laag tot Kas di Paloma, daarna tot Oranjestad steil en bijna over haar gehele lengte ongeveer van Oranjestad tot San Nicolas door smalle, langgerekte koraalriffen vergezeld. Van de inhammen zijn de Paardenbaai en het Spaans Lagoen de voornaamste. Ten N. van Oranjestad is de westkust weer grotendeels laag en zandig.
Het diabaasschist heuvelland in het midden (hoogste punten Jamanota, 188 m en Ariekok, 176 m), heeft een driehoekige vorm; de basis loopt langs de noordelijke kust en de top ligt nabij de Spaanse lagune. Aan weerszijden van dit heuvelland liggen lage plateau’s. In het westelijk gedeelte van dit heuvelland strekt zich een met dioriet-rotsblokken bedekt plateau uit; het is een kwartsdioriet-batholiet, welke de diabaasschistformatie ten dele contact metamorf heeft veranderd. Op zijn Z.W. rand ligt de kegelvormige, uit stollingsgesteenten bestaande Hooiberg (165 m), en van hieruit loopt een lagere hoogterug naar de Spaanse lagune; het Z.O.-gedeelte van het eiland wordt ingenomen door een gemiddeld 30 m hoge, uit kwartaire kalksteen opgebouwde vlakte.
Permanente rivieren bezit het eiland niet, behalve een beekje bij Fontein, wel talrijke rooien, d.z. kloofvormige dalen, in de regentijd met water gevuld.
Aruba is vnl. opgebouwd uit kwartsdioriet en diabaas; in eerstgenoemd gesteente komen gangen van dioriet-porfier en graniet voor. De kwartsgangen bevatten goud; vooral in het N.W. in rijkere mate. De ontginning van zilver, bruinijzererts, magneetijzer en koperkies is niet lonend. Aanvankelijk werd het goud slechts uit secundaire ligplaatsen gewonnen en wel sedert 1824. In 1867 verkreeg de Aruba lsland Gold Mining Company het uitsluitend recht tot exploitatie der goudbevattende gronden.
Deze maatschappij legde mijnen aan, doch moest haar bedrijf spoedig staken. In 1899 werd een nieuw contract met de regering gesloten voor ontginningen in het N.W. Tegenwoordig wordt goud in het Z. bij Mira-la-Mar gevonden en op kleine schaal ontgonnen.
Van meer betekenis werden de in 1873-1874 ontdekte phosphaatlagen in de oosthoek van het eiland bij Seroe Colorado. Het phosphoriet is een lichtgrijs of geelachtig, ook wel rood of leverkleurig mineraal, dat ontstaan is door omzettingen in het fossielenrijke kalkgesteente. In 1879 werd het ontginningsrecht door de regering verpacht; de opbrengst is in latere tijd sterk verminderd; het bedrijf is stopgezet.
Het klimaat is evenals dat van Curaçao gezond maar erg droog (ruim 700 mm regen per jaar). De temperatuur is er hoog. Ten gevolge van gebrek aan regen mislukt er herhaaldelijk de oogst. De flora is er even armoedig als op de naburige eilanden en het landschap is dientengevolge eentonig.
De landbouw heeft weinig te betekenen al tracht men het watergebrek ten dele te verhelpen door het graven van putten. Behalve maïs worden bonen verbouwd, welke, als de oogst meevalt, uitgevoerd kunnen worden. Ook meloenen en ander ooft worden geteeld, aardnoten (pinda’s), dividivi (looistof) en aloëhars uitgevoerd. De landbouw levert echter niet genoeg op voor de behoeften der bewoners, zodat zelfs in gunstige jaren levensmiddelen moeten worden ingevoerd.
De fauna onderscheidt zich enigszins van die van Curaçao en Bonaire, o.a. door het voorkomen van een ratelslang. Eigenaardig is ook de dori (een kikvors). De veeteelt is op het eiland niet onbelangrijk. Er zijn enige duizenden geiten (cabrieten) en schapen en verder runderen, varkens en ezels.
De nijverheid omvatte tot voor kort slechts de vlechterij van de zgn. Panamahoeden. In 1924 echter werd de eerste Venezolaanse ruwe olie op Aruba aangevoerd en in de late zomer van 1927 vingen de Lago Oil and Transport Co. Ltd. (dochteronderneming van de Standard Oil Co. of Indiana uit de S.O.C.-Groep) en de Arend Petr. Maatschappij (dochteronderneming van de Canadian Eagle Oil Co. uit de Koninklijke Shell Groep) de bouw aan van een raffinaderij, de eerste bij de St Nicolaasbaai, de tweede bij Oranjestad. Vooral de laatste is strategisch gelegen, omdat Aruba aan de ingang van de grote lagune van Maracaibo ligt en Oranjestad als het ware de poortwachter is tot Venezuela’s aardolierijkdommen.
Komt dus de ruwe olie van Maracaibo, de producten (stookolie, gasoline, gasolie, dieselolie, enz.) gaan naar Zuid-Amerika en naar Europa. Beliep voorheen de gehele uitvoerwaarde van Aruba nog geen half millioen gulden, thans is die door de petroleumindustrie zeer verbeterd. Door de sterke bevolkingsaanwas is ook de invoerwaarde sterk gestegen.
Onder de bewoners werden voorheen slechts weinig zuivere afstammelingen van Europeanen aangetroffen (ten dele Indiaans bloed!). De lagere volksklassen zijn vnl. ontstaan uit een vermenging van Indianen met Negers. Bij enkelen treedt het Negertype op de voorgrond; in het Z.O. daarentegen treft men mensen aan, die voor echte Cariben kunnen doorgaan.
De bevolking heeft zich, niettegenstaande haar armoede, sterk ontwikkeld; in 1849 bedroeg het aantal zielen slechts 2760, in 1898 daarentegen 9349, in 1902 slechts 8984, in 1911 9616. Thans (31 Dec. 1943) bedraagt het bevolkingscijfer reeds 37 337; alleen de oliemaatschappijen trokken duizenden mensen van buiten aan. Verreweg het grootste deel der bevolking is R.K.
De taal van Aruba is het Papiamento, dat echter met veel meer Indiaanse woorden vermengd is dan op Curaçao. Nederlands wordt slechts door enkelen verstaan en door nog minder mensen gesproken. Door de overstroming met vreemdelingen hoort men er tegenwoordig meer Engels en Spaans spreken dan Nederlands of Papiamento. Aan de oorspronkelijke bewoners, wier taal zelf na 1800 niet meer gesproken werd, herinneren talrijke Indiaanse oudheden op het eiland, alsmede rotstekeningen (o.a. in de grot Canashito bij Santa Marta, ten Z. van de Hooiberg) en overblijfselen van potten in de holen, waar de Cariben vroeger verblijf hielden.
De hoofd- en havenplaats is Oranjestad of Playa, aan de Paardenbaai op de Z.W.-kust, vroeger een klein plaatsje, nu een centrum van betekenis. Een andere, kleinere plaats, Santa Cruz, ligt meer in het binnenland aan de andere kant van de Hooiberg. In het Z.O. ligt St Nicolaas, vroeger de havenplaats voor de phosphaatgroeven van Colorado, thans petroleumnederzetting (Lago Heights). De enige plantage op het eiland is die van Fontein op de noordkust, waar een kleine beek de enige is, die constant uit een bronnetje gevoed wordt. De overige bevolking woont over het eiland verstrooid, vooral in de westelijke helft, en is gevestigd in kleine, armoedige huizen en hutten.
Door vliegdiensten is Aruba verbonden met de Westindische eilanden en het vasteland van Amerika.
In Wereldoorlog II landden op 12 Febr. 1942 Amerikaanse troepen op Aruba, ter bescherming van het onverdedigde eiland, zulks met het oog op de in de Caraïbische Zee optredende Duitse duikboten. Deze troepen kwamen onder het bevel te staan van den gouverneur van Curaçao.
Lit.: Topografische kaart van Aruba in 8 bladen, 1 : 20 000 (’s-Gravenhage 1913); Encyclopaedie van Nederl. West-Indië; M. Realino, Onze Eilanden in Ned. West-Indië (Curaçao 1931); W. J. van Balen, Zes Nederlandse Antillen; J. C. de Haan en Jhr P.
J. van Winter, Nederlanders over de Zeeën (Utrecht 1940); C. W. Wormser, Nederland in de vijf werelddeelen (Leiden 1947); Karl Brandi (dr N. B. Tenhaeff), Keizer Karel V (Amsterdam 1942); W. J. van Balen, Nederlands Voorhoede (Amsterdam 1941); C. Gerretson, Geschiedenis der Koninklijke (Utrecht 1937).