(Grieks argon, onwerkzaam), symbool: A, at.nr 18, at.gew. 39,944, k.pt —185,7 gr. C., sm.pt —189,2 gr.
C., is één der edele gassen. Het werd ontdekt in 1894 door Rayleigh en Ramsay in de atmosferische lucht, doordat zuivere stikstof, langs chemische weg bereid, een lagere dichtheid bleek te bezitten dan lucht waaraan de zuurstof onttrokken was. Zeer waarschijnlijk heeft echter reeds Cavendish het argon in 1785 geïsoleerd. Lucht bevat 0,94 pct (volume) argon. Het kan hieruit in het laboratorium worden verkregen door lucht te leiden over verhit magnesium- of calciummetaal of over verhit calciumcarbide, welke stoffen zich zowel met zuurstof als met stikstof verbinden. Het lost in water ongeveer 2,5 maal sterker op dan stikstof en komt dan ook in sommige bronwateren voor.
Argon wordt in het groot bereid door gefractionneerde distillatie van vloeibare lucht. Het vindt hoofdzakelijk toepassing gemengd met 15 pct stikstof voor het vullen van gloeidraadlampen, mede wegens het geringe geleidingsvermogen voor warmte, om de verstuiving van de draad tegen te gaan (gasgevulde gloeilamp, arga-lamp); ook als vulling in kwik-ontladingsbuizen (fluorescentielampen).PROF. DR J. A. A. KETELAAR.