is een vezel, afkomstig van de arenpalm (Arenga pinnata, A. saccharifera), die in de gehele Indische Archipel algemeen voorkomt en ook veelvuldig wordt aangeplant. Tussen de bladstelen vindt men een op paardenhaar gelijkende massa, bestaande uit vrij dikke, tot 70 cm lange, zwarte vezels, die i(n)djoek of gĕmoetoe wordt genoemd.
Indjoek levert de meest duurzame dakbedekking van plantaardige oorsprong en wordt verder gebruikt bij de aanleg van waterkeringen (om de holten tussen de stenen op te vullen). Ook past men indjoek toe als bekleding van zeeweringen, steigers en meerpalen, daar het, naar beweerd wordt, houtwerk in brak water tegen paalworm beschermt. De arenvezel wordt verder gebruikt als borstelvezel (door uitkammen van de ruwe indjoek) en als vulmateriaal (crin végétal). De inlandse bevolking slaat er touw van, dat stijf, stroef en stekelig is en daardoor moeilijk te hanteren en voor lopend touwwerk ongeschikt is. Bij de inlandse prauwvaart wordt dit arentouw echter zeer veel gebruikt, daar het bijzonder resistent is tegen zeewater.Er zijn proeven genomen om arenvezel te gebruiken als bekleding van onderzeese kabels. Zij bleek zelfs voor dit doel de beste vezelstof te zijn. De kabel wordt echter door de vezellaag te omvangrijk en dientengevolge is arenvezel voor de practijk onbruikbaar gebleken, daar de beschikbare ruimte op de kabelschepen te klein zou zijn voor kabellengten voor lange trajecten.
Arenvezel werd van Java (uitvoerhavens: Batavia en Semarang) uitgevoerd naar Singapore, Europa en Australië.
DR A. D. J. MEEUSE.