(1) is de naam van een der sympathiekste helden uit het Oud-Indische heldendicht, het Mahābhārata. Als zoon van Pandu strijdt hij met zijn vier broeders, de Pāndava’s, tegen zijn verwanten, de Kaurava's, de honderd zonen van Kuru.
Deze geweldige strijd om de heerschappij vormt het kernmotief van het Mahābhārata.
Ardjoena treedt er op als de ridder zonder vrees of blaam, die, geholpen door de goden, de overwinning behaalt. Als hij voor de strijd aarzelt zijn verwanten, de Kaurava’s, te doden, spoort Krsna hem aan, zijn plicht als krijger te doen, in de beroemde Bhagavadgītā. Als hoofdpersoon van vele wajang-verhalen is hij op Java zeer bekend en populair. Hij heeft daar ook andere namen, o.a. Pamade („de middelste”, nl. van vijf broers) en Djanòkò. De Javaanse vorsten voeren hun afkomst op hem terug.
Lit.: J. Kats, Het Javaansche Tooneel I (Weltevreden 1923).
(2), de naam van Ardjoena (1) is gegeven aan een vulkanisch gebergte in Oost-Java ten Z. van Soerabaja. Het heeft vijf toppen, die in één lijn achter elkander oprijzen, in de richting Z.O.-N.W. De zuidelijkste top, de eigenlijke Ardjoena of Widadaren, is een uitgedoofde vulkaan (3339m), de noordelijkste, de Welirang (3156 m) is nog werkzaam. Uitbarstingen zijn echter niet bekend. Op de noordhelling van het gebergte vindt men op 600 à 700 m boven de zeespiegel een drietal plaatsjes, nl. Prigen, Ploembon en Trètès, die als bad- en herstellingsoorden van Soerabaja en Pasoeroean uit veel door Europeanen worden bezocht.
Het Ardjoenagebergte werd het eerst beklommen en uitvoerig beschreven door Junghuhn; later werd het door Zollinger, Van Asperen en Soeters, Cordes e.a. beklommen. Bij G.B. van 1925 is een deel van het gebergte, groot 580 ha, tot natuurmonument (Ardjoena-Lalidjiwo geheten) verklaard.