Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

Arabieren in ned. indië.

betekenis & definitie

In de Indische archipel vormen de Arabieren een belangrijk element der bevolking. Zij zijn voor verreweg het grootste gedeelte uit Hadramaut afkomstig, d.w.z. uit dat gedeelte der zuidkust van Arabië, waar de havenplaatsen Mokallâ en Sjihr liggen, benevens uit de dalen van het plateau, dat er achter oprijst.

Armoede dwingt hen tot emigratie en in Ned. Indië gaan zij na enige geslachten doorgaans in de inlandse maatschappij op, tenzij ze na fortuin gemaakt te hebben naar Arabië terugkeren. Dit verschijnsel is vooral daaraan toe te schrijven, dat geen vrouwen uit Arabië emigreren, zodat de emigranten huwen met inlandse meisjes of dochters van landgenoten, die in Ned. Indië geboren en opgevoed zijn. Dientengevolge is de spreektaal der Arabische gezinnen meestal Maleis en hebben de zeden en gebruiken van Hadramaut in de Arabische koloniën in Ned. Indië zekere wijzigingen ondergaan.

De meeste Arabieren leven er van handel en woeker en vormen er, zoals veelal ook de Chinezen, een schakel tussen de Europese handelshuizen en de inheemse bevolking. Verder leven velen van de kustvaart, die echter sedert de opkomst der stoomschepen gedeeltelijk in andere handen is overgegaan. Aan landbouw en handenarbeid doen zij weinig; alleen in de omstreken van Batavia en Pontianak vindt men een aantal Arabieren, die grondbezitters zijn, terwijl zij niet zelden huurhuizen exploiteren. Groot is ook het aantal Arabieren, vooral in de Buitengewesten, die op kosten der inheemse bevolking leven, doordat zij het prestige exploiteren, dat zij nog steeds, krachtens hun afkomst uit het land van den Profeet, bij haar genieten. En zelfs op Java wordt door de lagere volksklassen hoog tegen hen opgezien en een verbinding met hen door huwelijk op prijs gesteld. In de Buitengewesten vindt men thans nog — evenals vroeger op Java — verschillende Arabische vorstenfamilies en wel in Siak, Palawan, Pontianak, Koeboe en enige der onderhorigheden van Atjeh.

In de grotere plaatsen wonen de Arabieren, die praktizerende Mohammedanen zijn, bijeen in de zgn. kaoeman, de moskeewijk, waar zij hun invloed doen gelden op het plaatselijke godsdienstige leven; in de laatste tijd, nu er in de zgn. Arabische scholen onderwijs op Moslimse grondslag gegeven wordt, hebben zij hierin een nieuw arbeidsveld gevonden.Handelsdoeleinden hebben de Arabieren reeds sedert eeuwen naar de Indische archipel gebracht. De opening van het Suezkanaal en de daardoor veroorzaakte betere communicatie tussen Arabië en Oost-Azië deed hun aantal sterk toenemen. Tegenwoordig vindt men de voornaamste Arabische nederzettingen te Batavia, Tjirebon, Tegal, Pekalongan, Semarang, Toeban, Grissee, Soerabaja, Soemenep, Bangil en Banjoewangi op Java, en te Palembang, Siak, Pontianak en Bandjermasin in de Buitengewesten. Volgens de laatste volksopneming in 1930 waren op Java en Madoera 47 000 Arabieren gevestigd, in de Buitengewesten 29 000.

Moeilijkheden tussen de Arabieren in Ned.Indië onderling hebben nooit ontbroken. In de 20ste eeuw zijn er bij de chronische ruzie tussen Sajjids en Sjarifs nog op godsdienstig gebied tegenstellingen ontstaan tussen de orthodoxen en de modernisten en op politiek gebied tussen de conservatieven en de vooruitstrevenden. Vóór de Japanse invasie was zich een Arabische pers aan het ontwikkelen, die het hare ertoe bij droeg, om de Arabieren zich tot een eenheid met politieke en culturele invloed te doen aaneensluiten. De Japanners en na hen de Indonesische republikeinen hebben onder de Arabieren en Indo-Arabieren intensief hun idealen gepropageerd, zeker niet zonder succes; exacte gegevens hieromtrent ontbreken voorshands. Van het doen en laten der Arabieren in het eilandenrijk en van hetgeen er onder hen leeft hield de Indische regering zich vóór de Japanse invasie op de hoogte door adviseurs, onder wie C. Snouck Hurgronje in het bijzonder genoemd dient te worden.

PROF. DR C. C. BERG

DR W. PH. COOLHAAS.

< >