wordt vermeld in de geloofsbelijdenis van Nicaea - Constantinopel (381) als een der wezenseigenschappen en kenmerken der ware Kerk van Christus. Dit begrip omsluit ten eerste, dat de Kerk apostolisch is van oorsprong, d.w.z. door de Apostelen gegrondvest.
Vervolgens, dat zij de leer en de inrichting der Apostelen wezenlijk handhaaft en daarin identiek voortduurt, wat echter allerminst neerkomt op verstarring, maar plaats laat aan een leerontwikkeling, die slechts groter expliciete kennisneming van de inhoud der Openbaring is. Ten slotte, dat zij door de wettige opvolgers der Apostelen wordt bestuurd en dus op een ononderbroken en rechtmatige ambtsopvolging kan wijzen, die direct of indirect tot op Petrus en zijn medeapostelen terug gaat. Men onderscheidt dus in de apostoliciteit drie aspecten: de Kerk moet apostolisch zijn om reden van oorsprong, identiteit en wettige successie. Dit laatste kan men ook met het woord apostolisch gezag aanduiden. De R.K. Kerk maakt aanspraak op deze volledige apostoliciteit en wel op exclusieve wijze (z Rooms-Katholieke Kerk).DR G. DE GIER M.S.C.