is een aromatische koolwaterstof.
Het is een kleurloze, in zeer zuivere toestand blauw violet fluorescerende kristallijnen stof, die bij 218 gr. C. smelt en bij 340 gr. C. kookt. Men bereidt het uit de zgn. anthraceen-olie, die in 5 pct opbrengst verkregen wordt door gefractionneerde destillatie van steenkolenteer. Door uitpersen, extractie met verschillende oplosmiddelen en sublimatie wordt het in zuivere vorm verkregen. Door oxydatie gaat het over in anthrachinon: Dit is een gele kristallijnen stof, die bij 285 gr. C. smelt en onveranderd gesublimeerd kan worden en die het uitgangsproduct vormt voor de bereiding van zeer belangrijke kleurstoffen als alizarine en indanthreen.
Ook in de natuur komen anthrachinonderivaten voor. Zij zijn de oorzaak van de drastische werking van producten als Indische en Chinese rhabarber, van Aloë en van sennebladeren. Een anthraceenderivaat is bijv. ook boletol, de stof, die veroorzaakt, dat sommige paddenstoelsoorten, indien gebroken, blauw worden.
Cochenille of carmijnzuur, een product van Mexicaanse bladluizen, dat gebruikt wordt voor de bereiding van karmijn, is eveneens een anthrachinonderivaat, evenals het analoge kermes.
DR J. VAN ALPHEN.