(eigenlijk Anna Elisabeth) Freiin von, geldt als de grootste dichteres van het Duitse taalgebied (Kasteel Hülshoff, bij Münster, 10 Jan. 1797 - Kasteel Meersburg aan het Meer van Konstanz 24 Mei 1848). Hoewel zij af en toe omgang had met bekende persoonlijkheden (Sprickmann, de gebr.
Grimm, Simrock, Levin Schücking, Uhland) leefde zij meest teruggetrokken. Ook innerlijk vereenzaamde zij na verschillende teleurstellingen (Schücking) meer en meer. Haar lyriek getuigt van de onstuimige kracht van haar ziel. Zij is voor alles de dichteres van het Katholieke Westfaalse land. De schoonheid van het landschap, maar ook de sombere geheimenissen der heide bezingt zij in haar lyriek en balladen en in haar meesterlijke prozavertellingen {Die Judenbuche). Haar vroom Katholiek gemoed uit zich vooral in de bundel Das geistliche Jahi (1851). Door haar is de belangstelling voor het Westfaalse landschapsschoon algemeen geworden.Bibi.: Dichtungen (1838); Die Judenbuche (1842); Gedichte (1844); Letzte Gaben (1860); Sämtliche Werke (uitgeg. door K.K. Schulte-Kemminghausen, 4 dln, i925-’3o; door J. Schwering, 6 dln, 1912 e.a.); Sämtliche Briefe (uitgeg. door H. Cardauns 1909 en door K. K. Schulte-Kemminghausen, 2 dln, Ï944).
Lit.: L. Schücking, A. v. D.-H.,ein Lebensbild (1862; 2de dr., i87i,herdr. 1942); W. Kreiten, A. v. D.-H. (1884, dl I vandeuitg. harer werken); H. Hüffer, A. v.
D.-H. und ihre Werke (1887; 3de dr., 1911); K. Busse, A. v. D.-H. (1903, 3de dr., 1923); E. Arens, A. v. D.-H. und das Volkslied (1920); F. Gundolf, A. v.
D.-H. (in: Romantiker, Neue Folge, 1931); E. Staiger, A. v. D.H. (1933); CI. Heselhaus, D.-H. (1943).