is een stad met ongeveer 20 000 inw., in de vrijstaat Saksen, in het noordelijk deel van het Ertsgebergte en is gelegen aan de Sehma, tegen de voet van de 832 m hoge Pöhlberg. De stad dankt haar ontstaan aan de in 1492 ontdekte zilveraders, werd 1496 door den hertog van Saksen als stad gesticht, en kreeg in 1501 haar tegenwoordige naam.
De exploitatie van de zilvermijnen stokte reeds in de 16de eeuw. Buitenlanders, vnl. Schotten en Nederlanders, voerden er in 1561 de kantklosserij in, o.a. Barbara Uttmann, voor wie op de markt een standbeeld is opgericht. Thans evenwel is de mijnbouw er van geen betekenis meer. Een oud „Hammerwerk” uit de 16de eeuw herinnert nog aan de oude ijzerbewerking. Thans is textielindustrie hoofdzaak, welke franje, lint, zijden, wollen en katoenen stoffen, enz. levert, terwijl er tevens veel kant vervaardigd wordt.De voornaamste kerk, nl. de St Annakerk, die van 1499-1525 gebouwd is, is een laat-gothisch bouwwerk. Het stadhuis dateert uit de 18de eeuw.
Het enigszins zuidelijker gelegen Buchholz, aan de overzijde van de Sehma (9000 inw.), is een gelijktijdige stichting van den keurvorst van Saksen; het dankt zijn ontstaan eveneens aan de zilvermijnbouw. Textiel- en kartonindustrie zijn hier thans de voornaamste bestaansmiddelen.