Het onderzoek over penicilline is gevolgd door een, zoals Florey het heeft genoemd, antibiotica-„goid rush”, waarbij is gebleken dat nog tal van andere door schimmels en bacteriën geproduceerde verbindingen interessante antibiotische eigenschappen bezitten. In totaal werd een veertigtal in het onderzoek betrokken, waarbij dikwijls op de resultaten van onderzoekers uit het einde der vorige en het begin dezer eeuw is teruggegrepen, waarvan wij in het begin van ons overzicht er enkele noemden.
Enige om bepaalde reden in het bijzonder interessante verbindingen worden hier nog apart vermeld.
Helvolzuur (C32H4408) werd uit de reeds door Vaudremer (1913) onderzochte Aspergillusfumigatus geïsoleerd en biedt perspectief, daar de stof relatief weinig giftig is en in vitro actief is tegen Myc. tuberculosis. Om deze reden staan ook weer de cultuurfiltraten van B. subtilis in het middelpunt der belangstelling (subtiline, subtilysine, bacitracine). Buitengewone belangstelling genieten de uit verschillende Actinomyceten verkregen verbindingen van basisch karakter, vooral het door Waksman (1944) onderzochte streptomycine uit Act. griseus. Dit is een weinig toxische base, welke in grote doses kan worden toegediend en ook actief is tegen een aantal gram-negatieve micro-organismen als bijv. B. coli, Ps. pyocyanea. Bovendien vertoont streptomycine, zowel in vitro als in vivo (.caviae), effect tegen de verwekker der tuberculose.
Onderzoekingen over toepassing bij typhus zijn aan de gang. Hiermede zou het antibiotische „palet” dus wezenlijk worden uitgebreid. Blijkens mededelingen in een voordracht van Florey ligt het optimum der werking dezer basische stoffen echter bij een relatief hoge pn, terwijl autolyserend weefsel en pus meestentijds vrij zuur zijn, zodat hij tegen te groot optimisme waarschuwde. Zo is inmiddels reeds gebleken, dat ten aanzien van de bestrijding van typhus, streptomycine niet aan de oorspronkelijke verwachtingen beantwoordt.
Op grond van recente mededelingen der belangrijkste onderzoekers op dit gebied (Hinshaw, Feldman en Pfuetze) lijkt het nodig ook met betrekking tot de toepassing bij tuberculose, voorlopig nog reserve te betrachten, teneinde geen overdreven verwachtingen te wekken.
Volgens onderzoekingen van Folkers en medewerkers, Wintersteiner en Carter bezit streptomycine de empirische samenstelling C21H$9OI2N7. Streptomycine is opgebouwd uit een basische component streptidine, welke glucosidisch is gekoppeld aan een aminobiose, welke met streptobiosamine wordt aangeduid.
Hydrolyse van streptidine levert een diamine (streptamine), dat een diamino-tetraoxy-cyclohexaan bleek te zijn, waardoor tevens de structuur van streptidine bekend werd, terwijl streptobiosamine opgebouwd is uit N-methyl-l-glucosamine en een hexose-achtige verbinding, welke streptose werd genoemd. Streptose bleek zeer ongewoon van structuur te zijn en twee carbonylfuncties te bezitten.
Daar ook de bindingswijze der drie bestanddelen van streptomycine met vrij grote zekerheid kon worden vastgesteld, zijn de structuren van streptomycine en die van haar componenten als volgt weer te geven.
Nederlands onderzoek.
Ook in Nederland heeft men zich met vele onderzoekingen beziggehouden. Gedurende Wereldoorlog II heeft een team van Nederlandse microbiologen, chemici, pharmacologen en klinici uitvoerig onderzoek verricht over een antibioticum uit Pénicillium expansum, dat de naam expansine verkreeg. Interressant is hierbij dat het uitgangspunt dezer onderzoekingen een ander was dan dat der Angelsaksische,^. hetwerkvan A. van Luyck (sedert 1932) over antagonismen tussen in de bodem voorkomende, voor planten wel en niet ziekteverwekkende micro-organismen. Nadat Oosterhuis en Luyken het expansine in kristallijne vorm hadden geïsoleerd, slaagden Nauta, Oosterhuis en medewerkers erin, de structuur op te helderen. De stof bleek identiek met het reeds door Engelse onderzoekers verkregen patuline (tevens identiek met clavacine, clavatine en claviformine)'.
Deze verbinding schijnt zeer veel voor te komen, zij is uit een elftal micro-organismen geïsoleerd. Het relatief eenvoudig gebouwde expansine is veel toxischer dan penicilline en daardoor ongeschikt voor inwendig gebruik. Blijkens in ons land verricht klinisch onderzoek zal de stof misschien van betekenis kunnen zijn bij de bestrijding van door schimmels veroorzaakte huidaandoeningen. Uit onderzoekingen van Veldstraen Havinga over groei- en remstoffen van hogere planten bleek, dat er verband is te leggen tussen de structuur en werking van bepaalde remstoffen en die van een aantal bekende antibiotica als penicilzuur en patuline, welke alle als onverzadigde lactonen kunnen worden gekarakteriseerd.
DR H. VELDSTRA
Lit.: (Samenvattingen in tijdschriften): PI. A. Plattner, Penicilline, Experientia, i, 167 (1945); J. Buchi, Penicillin, Uebersichtreferat über die Eigenschaften, Applikationsweisen und Arzneiformung, Pharmaceutica Helv. Acta, 20, 117 (1945); 21, i (1946); H. W.
Florey, The use of micro-organisms for therapeutic purposes. British Medical Journal 1945, p. 635; A. E. Oxford, The chemistry of antibiotic substances other than penicillin, Annual Review of Biochemistry, 14, 749 (1945). (Brochures, boeken): G. Bankoff, The conquest of disease: The story of penicillin (London 1946); P. Broch, J.
Kerharo, J. Nétik, J. Joffre, Fabrication de la pénicilline (Paris 1946); F. Bustinza-Lachiondo, Les Antibiotiques antimicrobiens et la pénicilline (Neuchatel 1946); A. Fleming, Penicillin, its practical application (London 1946); W. Grüninger, Penicillin (Luzern 1946); W.
E. Herrell, Penicillin and other antibiotic agents (Philadelphia, London 1945); J. A. Kolmer, Penicillin therapy (London 1945); G. Lac ken, The story of penicillin (London 1945); C. Levaditi, La pénicilline et ses applications thérapeutiques (Paris 1945); R.
Martin, F. Nitti, B. Sureau, J. Berrod, La pénicilline et ses applications cliniques (Paris 1945); J. Monnier, La pénicilline k la portée du practicien (Paris 1946); id., Pénicilline, toutes ses applications thérapeutiques (Paris 1946); B. Sokolof, Penicillin, A dramatic Story (London i945)> S.
A. Waksman, Microbial antagonisms and antibiotic substances (New York 1945); A. van Luyck, Antagonisms between various microorganisms and different species of the genus Pythium, parasitizing upon grasses and luzerne; Med. v. h. Phytopath. Lab. „Willie Grommeljn Scholten”, Baara, XIV, 43. 1938.