zijn in Ned.-Indië stukken grond, bestaande uit bouwgronden of visvijvers, aan het desahoofd en de leden van het desabestuur uit hoofde van hun ambt ten gebruike afgestaan.
Terwijl in de zelfbesturende landschappen van Ned.-Indië bezoldiging der inlandse ambtenaren en beambten door toekenning van apanages, rechtgevende om voordeel te trekken uit bepaalde stukken grond, voorkomt, in het rechtstreeks bestuurd gebied werd deze wijze van remuneratie in het algemeen tegengegaan, doch met uitzondering voor de dorpshoofden en de verdere dorpsbeambten. Reeds vanouds kennen vele inlandse gemeenschappen, die geen eigen geldmiddelen bezitten, doch wel gronden beschikbaar hebben, aan haar bestuurders, die geen vaste bezoldiging genieten, voordelen toe uit bepaalde tot die gemeenschappen behorende stukken grond, welke dan óf door de bevolking bewerkt worden voor de enkele kost óf door den bevoordeelde zelf bewerkt moeten worden.
In West-Java komen deze ambtsvelden betrekkelijk zelden voor; elders op Java en Madoera en ook daarbuiten veel talrijker.
Het streven nu van genoemde inlandse gemeenschappen en speciaal der dorpsgemeenschappen om door middel van ambtsvelden hun bestuurders van inkomsten te voorzien, vindt van gouvernementswege aanmoediging en steun. Zo zijn bij Gouvernementsbesluit, opgenomen in Bijblad no 6535, de Hoofden van Gewestelijk Bestuur in de gouvernementslanden van Java en Madoera bevoegd verklaard om tot vrij staatsdomein behorende stukken grond aan de inlandse gemeenten af te staan voor de vorming van ambtsvelden.
Deze afstand moet dan geschieden overeenkomstig een daarvoor gemaakte leidraad, opgenomen in Bijblad no 5558 en sinds 190g plachten voorts op de Indische begroting gelden uitgetrokken te worden om aan desa’s voorschotten te verlenen voor de aankoop van ambtsvelden.