Vlaams schrijver (Eksaarde 9 Sept. 1840-Gent 4 Nov. 1906), schreef onder pseud. Wazenaar.
Hij was van 1871-1890 geneesheer bij het leger. Zijn ophefmakende, literair zeer ongelijke, autobiografische roman Een Vlaamsche jongen onderscheidt zich van het contemporaine realistische proza door een opener uitbeelding van de werkelijkheid, een moeizame expressie die naar woordkunst streeft en een heftig polemische, antiKatholieke toon, waar de Multatuli-vereerder uit spreekt. Zijn poëzie en zijn poëtisch proza vertonen een grote gevoeligheid voor de schoonheid van de natuur, die vaak cosmisch gezien wordt, doch zijn te verstandelijk beschouwend en taalscheppend al te deficitair. Hij was ook een temperamentvol polemist.DR R. F. LISSENS
Bibl.: Een Vlaamsche jongen (Gent 1878); De critiek en Een Vlaamsche jongen (ibid. 1880); Nog over de critiek (ibid. 1881); Langs ruwe paden (ibid. 1881); In de natuur (ibid. 1884); Een officier geworgd (Lokeren 1892).
Lit.: M. Rooses, In de natuur (in: Derde Schetsenboek, Gent 1886); J. Persijn, in: Dietsche Warande en Belfort, jrg. 1907, blz. 93; Idem, Uit een opstel over Dr Am. de Vos (Wazenaar), in: Gedenkb. A. Vermeylen (Brugge 1932); L. Baekelmans, Dr Am. de Vos, in: Jaarboek 1945-1948 Kon.
VI. Acad.