(CH2 = CH.CH2-), is het eenwaardige radicaal der allylverbindingen. Evenals de andere radicalen, kan het niet geïsoleerd worden; wanneer men allyljodide met natrium verhit, dan verkrijgt men de koolwaterstof: (C6H10), dus het diallyl.
Allylalkohol: CH2=CH.CH2OH, distilleert tussen 195 gr. en 260 gr. C. over bij verwarming van watervrij oxaalzuur met glycerine. Deze verbinding is brandbaar, heeft een scherpe geur, kookt bij 94 gr. C. en laat zich vermengen met water, alkohol en aether. De belangrijkste verbindingen van allyl zijn in de natuur voorkomende, zwavelhoudende aetherische oliën, die men veelal aantreft bij Alliumsoorten en Cruciferen en die zich door een prikkelende geur, een scherpe smaak en een ontstekingverwekkende werking op de huid onderscheiden. Men onderkent daarbij twee groepen, nl.: allylsulfi.de: (C3H6)2S, dat aanwezig is in de olie van knoflook en uien. Het is een kleurloze, sterk riekende, in water moeilijk, maar in alkohol en aether gemakkelijk oplossende, bij 140 gr. C. kokende vloeistof. Voorts het allylsulfocyanide: C3H5NCS, dat aanwezig is in de mosterdolie, de olie van zwart mosterdzaad. Het is echter als zodanig niet vrij in de zaden, eerst wanneer deze gekneusd en met water omgeroerd zijn, ontleedt zich een bestanddeel van het mosterdzaad, nl. het myronzuurkalium of sinigrine onder de invloed van een ferment (myrosine), waardoor het in suiker, zuur zwavelzuurkalium en zwavelcyaanallyl wordt gesplitst. Het allylsulfocyanide, allylthiocyanide of de allylmosterdolie is een kleurloze vloeistof, met een scherpe, prikkelende reuk; zij doet blaren ontstaan op de huid, is in water slechts weinig, maar in alkohol en aether goed oplosbaar, kookt bij 150 gr. C. en levert met ammoniak het gekristalliseerde thiosinamine: NH2.CS.NH.C3H5, dat bij 70 gr. C. smelt.