heet een vereniging, opgericht te Brussel, in Apr. 1895, door een groep Vlamingen. Zij ontstond uit het verlangen om de banden tussen de verschillende delen van het Nederlands taalgebied in de wereld nauwer toe te halen en aldus het behoud, de groei en de bloei van de Nederlandse stam in zijn geheel te bevorderen en te verzekeren.
De ziel van de onderneming was aanvankelijk de voornaamste stichter, Dr Hippoliet Meert, die, in Juli 1896, het maandblad Neerlandici, orgaan van het Algemeen Nederlandsch Verbond, in het leven riep. Inmiddels was het Verbond in Noord-Nederland bekend geworden. Het had er de steun verkregen van dr H. J. Kiewiet de Jonge en prof. Kern. In Apr. 1898 werden te Antwerpen, door een vergadering van bestuursleden uit Noord- en Zuid-Nederland, de algemene grondslagen van het Verbond vastgelegd; er werd tevens beslist de hoofdzetel naar Dordrecht over te brengen en het hoofdsecretariaat toe te vertrouwen aan dr Kiewiet de Jonge. Het eerste gemeenschappelijk hoofdbestuur van het Verbond bestond uit prof. Kern, dr Schaepman, dr Kiewiet de Jonge, W. de Ridder, prof. Obrie, prof. Paul Fredericq, Max Rooses en Hippoliet Meert. De redactie van het tijdschrift, aanvankelijk te Gent gevestigd, werd in 1900 insgelijks naar Dordrecht overgebracht.Op 31 Dec. 1913 telde het Verbond 13 774 leden, van wie 8023 in Nederland, 2400 in België — waar het actief deelnam aan de Vlaamse Beweging — de andere in de overige groepen en afdelingen, Ned.-Indië, Suriname, Ned. Antillen, Zuid-Afrika, Amerika, enz.
Het doel van het Algemeen Nederlandsch Verbond was en bleef steeds: de versterking van de volkskracht bij de volksgroepen die tot de Nederlandse of Dietse stam behoren en van het bewustzijn van haar verwantschap; het had godsdienstige noch staatkundige richting en onthield zich dan ook van bemoeiing met aangelegenheden en vraagstukken van godsdienstige of staatkundige aard in en betreffende welk land ook.
Het Verbond trachtte in het algemeen zijn doel te bereiken langs wettige weg en wel door:
a. handhaving en verbreiding van de Nederlandse taal en de andere Dietse talen, alsmede vergemakkelijking van het aanleren en het gebruik van deze talen;
b. de volken en volksgroepen (Nederlanders, Vlamingen en Diets-sprekende Zuid-Afrikaners, afstammelingen van alle bovengenoemden) over en weer nader bekend te maken met de landen door elk hunner bewoond, alsmede met de geschiedenis en de beschaving van die volken en volksgroepen;
c. de zedelijke en geestelijke ontwikkeling, alsmede de stoffelijke belangen van die volken en volksgroepen te bevorderen; d. bij die volken en volksgroepen het bewustzijn te verlevendigen, dat handhaving en versterking van het Nederlandse volkskarakter en de Nederlandse beschaving mede in hun belang zijn, met inachtneming van de schakeringen, die in de loop der tijden zijn ontstaan door het gescheiden leven in verschillend staatsverband en te midden van andere volken.
Als bijzondere middelen mogen genoemd worden:
a. de uitgave en ondersteuning van periodieke en andere geschriften;
b. de stichting en instandhouding van een stamboekerij en van een stammuseum;
c. het op gezette tijden houden van een stamdag;
d. de oprichting, instandhouding en ondersteuning van Nederlandse boekerijen en leeszalen, alsmede de verschaffing van Nederlandse boeken en tijdschriften aan niet uitsluitend Nederlandse boekerijen en leeszalen (Afdeling Boekverspreiding);
e. de stichting, instandhouding en ondersteuning van Nederlandse of Dietse scholen en Nederlandse leergangen;
f. vertoning van rolprenten over de volksgroepen; studie van streektalen; steunen van de Nederlandse of Dietse letterkunde; het doen uitvoeren en steunen van de uitvoering van muziekwerken (Nederlands of Diets) en van toneelstukken; verbreiding van het Nederlandse lied; de bevordering van de oprichting alsmede de aankweking van liefde voor en eerbiediging van gedenktekenen, die verband houden met de geschiedenis van de Nederlandse of Dietse stam; de viering van gedenkdagen, van belang voor de Nederlandse of Dietse stam.
Het Algemeen Nederlandsch Verbond onderging de weerslag van de Europese verwikkelingen. Tijdens Wereldoorlog I was het hoofdbestuur practisch gescheiden van nagenoeg alle groepen en afdelingen, terwijl de bedrijvigheid van de vóór 1914 zo bloeiende groep in het door de Duitse legers bezette België geheel was stilgelegd.
De vereniging werd na het herstel van de vrede weer ingericht, doch bereikte niet meer de vroegere bloei. Op i Jan. 1939 werden, voor alle groepen en afdelingen te zamen, 5863 leden opgegeven, van wie 3441 voor de groep Nederland en 398 voor de groep Vlaanderen.
Wereldoorlog II bracht nieuwe verwikkelingen en beproevingen mede. Ditmaal werd het Verbond niet alleen in België, maar ook in Ned.-Indië en in Nederland zelf getroffen. Het hoofdbestuur, te ’s-Gravenhage gevestigd, stond gedurende de laatste oorlogsjaren onder leiding van J. N. Pattist, algemeen voorzitter; W. Lasonder, algemeen ondervoorzitter; Ph. C. A. J. Quanjer, algemeen secretaris en F. Reysenbach, algemeen penningmeester.
DR M. LAMBERTY.