een technisch vrij belangrijke looistof, die voorkomt in de vruchten van een Papilionaceeën Caesalpinia brevifolia Baill.,een heester, die in het droge klimaat van Chili thuishoort en 3-5 cm lange en 1-2,5 cm dikke vruchten vormt. Gemiddeld bevatten de vruchten slechts 44 pct tannine, de beste kwaliteiten echter wel 70 pct.
Inferieure kwaliteiten verkrijgt men als men de afgevallen vruchten van de grond verzamelt. De looistof bestaat uit een mengsel van een galluslooizuur-glucosied en een ellageenlooizuur. Naast de looistof komen nog 20 pct andere oplosbare bestanddelen voor, waaronder suikers en 21 pct onoplosbare stoffen. De looistof lost gemakkelijk op in koud water en geeft daarmee een helder extract, dat leer een lichte, geelachtig rode kleur geeft. Inferieure kwaliteiten kleuren het leer bruin. In den regel gebruikt men algarobilla gemengd met andere looistoffen om op die manier de kleur, die die looistoffen aan het leer geven, op te helderen. De export bedraagt jaarlijks 2 à 3000 ton en gaat vooral naar Engeland en (voorheen) naar Duitsland.
