Byzantijns keizer van 1081-1118 (Constantinopel 1057-15 Aug. 1118), onderscheidde zich door zijn militaire, zowel als zijn diplomatieke talenten. Militair opgevoed, werd hij reeds op 20-jarige leeftijd als generaal uitgezonden om tegen de Turken in Klein-Azië te strijden.
Tijdens de regering van keizer Nikephoros III Botaniates (1073-1081), werd hij belast met het onderdrukken van militaire opstanden en ter beloning tot oppersten generaal der Europese troepen benoemd. Toen hij hofintriges ontdekte, die tot doel hadden hem te arresteren en hem het gezicht te ontnemen, was hij die vóór, vluchtte uit Constantinopel en leidde zelf een samenzwering, die hem op de troon bracht, terwijl Nikephoros III zich in een klooster terugtrok (1081). Het reorganisatiewerk was zwaar, want het leger kende geen discipline meer tengevolge van verschillende opstanden, de schatkist was leeg, de Turken stonden tot voor de Bosporus en Nicaea, en de Noormannenvorst Robert Guiscard, komend uit Italië, bedreigde de Aziatische kusten.Alexios trachtte den laatste langs diplomatieke weg tegen te houden, door den paus te verzoeken tussenbeide te komen, evenals den Duitsen keizer Hendrik IV; tezelfdertijd maakte hij zijn leger volledig strijdvaardig.
Reeds het eerste jaar na zijn troonsbestijging ondernam hij een veldtocht met een goed uitgerust leger tegen Guiscard, die het beleg had geslagen voor Durazzo, maar de keizer werd verslagen en de vijand kwam tot aan Janina in Epirus. Op dat ogenblik viel Hendrik IV, trouw gebleven aan de met Alexios overeengekomen plannen, de bezittingen van Guiscard in Italië aan, hetgeen dezen vorst dwong de gebieden van Alexios prijs te geven, waar hij zijn zoon Bohemond achterliet. Deze trok op tot in Thessalië tot aan Larissa, waar Alexios hem aanviel en versloeg en hem dwong in 1083 naar Italië terug te keren. De strijd duurde nog lange tijd voort ter zee, waar Alexios uiteindelijk ook de overwinning behaalde, na een verbond met de Venetianen, die schepen leenden, waartegenover zij verlof kregen om gemeenten in de Byzantijnse havens te organiseren; dit laatste ten nadele van het Byzantijnse Rijk.
Tegen 1095 scheen Alexios de zege behaald te hebben op zijn andere vijanden, de Turken, de Petsjenekken, de Serviërs en de Walachen in Thracië en Macedonië, toen uit het N. de eerste Kruistocht zich aankondigde, die, om het Heilige Graf te bevrijden het Oosterse Rijk moest doortrekken. Alexios had geen krijgsmacht om de kruisvaarders tegen te houden. Hij moest hun dus wel vrije doortocht verlenen, maar toch een oog in het zeil houden, want de kruisvaarders hadden de neiging het land waar zij doortrokken te plunderen. Hij verstrekte hun schepen om ze over te brengen naar Aziatisch grondgebied. Terwijl de eenvoudige kruisvaarders vol geestdrift gingen strijden in het Oosten, verwijlden de leiders te Constantinopel, trachtend met alles hun voordeel te doen. Ondanks zijn diplomatieke handigheid slaagde Alexios er niet in de overeengekomen voorwaarden te doen eerbiedigen, en moest hij zelfs de rijken erkennen die de kruisvaarders te Antiochië en te Jeruzalem stichtten.
In 1107 begon de strijd tussen Byzantium en Bohemond opnieuw, daar de laatste met 50 000 soldaten te Durazzo was geland. Ditmaal werd hij definitief verslagen door den keizer en genoodzaakt te capituleren. Intussen vielen de Comanen, barbaren, die aan de andere zijde van de Donau woonden, over de N. grens binnen, terwijl in het O. opnieuw de sultan van Konia de Byzantijnse provincies aanviel: Alexios ondernam een veldtocht, eerst in het N., daarna in het O., waar hij den sultan dwong zich overwonnen te verklaren en zich in 1116 over te geven. De keizer stierf daarop, uitgeput door zijn onafgebroken veldtochten, kort nadat hij te Constantinopel terug was. Zijn opvolger was zijn oudste zoon Jan. Zijn oudste dochter Anna heeft de geschiedenis van haar vader geschreven in haar boek getiteld Alexios.
Lit.: F. Chalandon, Essai sur le règne d’Al. I Comn. (Paris 1900).