Roemeens schrijver en geleerde (Boekarest 15 Juli 1834 - 20 Nov. 1895), geldt als een der beste prozaïsten der vorige eeuw in zijn land. Hij werkte jong uit Parijs mee aan Alecsandri’s Romania liter ara en werd in 1861 directeur van Onderwijs, in 1863 minister van Eredienst en Onderwijs.
Datzelfde jaar stichtte hij de Revista Romana, wijdde zich grondig aan archaeologische studies en publiceerde onder pseudoniem een dusdanig onorthodoxe studie over het Roemeense kloosterwezen, dat hij ontslag als minister moest nemen. In 1870 werd hij lid der Academia RomanS, waar hij krachtig er naar streefde het overheersend latinisme plaats te doen maken voor het Roemeens: hij gaf aldus de stoot tot een groot woordenboek der volkstaal. Men heeft van hem prachtige historische novellen, wier stijl aan Negruzzi doet denken, een werkje Pseudokynegeticos en een groot aantal historische en literaire studies op verschillend gebied. Van hem is getuigd dat met hem „de Roemeense archaeologie eerst begint”.DR MR H. VAN DEN BERGH
Bibl. (o.m., cn beh. dc gen.): Études sur les droits et les obligations des monastères roumains dédiés aux Saints Lieux (1863); Notice sur la Roumanie principalement au point de vue de son économie rurale etc... (1867); Le trésor de Pétrossa (1889-’90, monumentaal archaeol.werk). Novellen: Doamna Kiajna,Mihnea Voda cel Rau, e.a. Hist.-lit. studies: Poeti Vacaresti; Motii si Curcanii; Un vas de lutu cu numele lui Decebal, e.a. Archaeol. verzamelwerk: Istoria arheologiei (1860).