Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-06-2022

Aleoeten

betekenis & definitie

is de naam van een 1750 km lange eilandenboog (150 eilanden; 37 840 km2), die zich van het schiereiland Alaska en Noord-Amerika westwaarts uitstrekt en met de Russische Commodore-Eilanden de Beringzee van de Grote Oceaan scheidt. Zij behoren tot het territorium Alaska.

Het verdrag van 1867 tussen Rusland en de V.S. wees ze, met Alaska, aan de V.S. toe. De voornaamste plaats was lang Unalaska, maar tijdens Wereldoorlog II kwam er meer bedrijvigheid, daar de Amerikanen hier een marinesteunpunt bouwden (Dutch Harbor), dat betrekkelijk dicht bij Japan ligt. De gehele eilandenboog is van vulkanische oorsprong; enige vulkanen hier zijn nog werkzaam. De meeste eilanden hebben rotsige, steile kusten, zien er kaal en ongastvrij uit. Toch zijn er dalen, waar de grasgroei het gehele jaar vee kan voeden; aardappelen, knolgewassen en groenten kan men daar met succes verbouwen, al is het klimaat over het geheel guur. Te Unalaska is de gemiddelde jaartemperatuur 3.3 gr. C., de uitersten zijn er - 18 gr. en + 25 gr. C., de neerslag bedraagt gemiddeld 1050 mm. Boomgroei is er weinig, al treft men er lage wilgen en berken aan. Beren, wolven, otters, bevers, op het land; zeehonden, zeeleeuwen, behoren tot de fauna. Vroeger leefden er ook talrijke bijzonder waardevolle pelsdieren, maar deze zijn spoedig in aantal verminderd door de Russische pelsjagers (promyschlenniki). De begeerte naar de kostbare zeebever en zeeotter leidde in 1745 tot de ontdekking der westelijke eilandengroep. Cook trof in 1778 reeds een Russische kolonie op Kodeak aan. De zeekoe was reeds in 1768 geheel uitgeroeid, nadat men het eerste dier van deze soort in 1741 had leren kennen. De Aleoeten zijn bewoond door een bevolking, wier taal met die der Eskimo’s verwant is, maar die lichamelijk meer overeenkomst met inboorlingen van Noord-Oostelijk Azië vertoont. Zij zijn klein van gestalte, gespierd en gehard, niet krijgslustig en door de Russen nominaal tot het Christendom bekeerd. Zij leven van visvangst en jacht op zeezoogdieren, voornamelijk zeehonden, maar door de aanraking met de blanken, vooral door de slechte invloed der Russische pelsjagers en -handelaars, door drank, ziekten en mishandeling, is hun aantal sterk verminderd. Thans zijn er nog enige duizenden.In Juni 1942 slaagden de Japanners erin, de meest westelijke eilanden, Attu en Kiska, te bezetten, doch deze potentiële bedreiging van het Amerikaanse vasteland werd reeds in Mei van het volgend jaar weggenomen, toen Amerikaanse troepen op het eerstgenoemde eiland landden en daar den vijand in de pan hakten. Toen zij zich in Augustus d.a.v. tegen het meer oostwaarts gelegen Kiska keerden, en de 15de van die maand dit eiland bezetten, bleken de veroveraars onder gebruikmaking van de mist, die in deze streken voor het grootste gedeelte van het jaar hangt, hier evenals van het eiland Agattu reeds gevloden te zijn. Hiermee hadden de Amerikanen nu een goede basis voor een mogelijke actie tegen de Koerillen en Noord-Japan.

Lit.: V. Jochelson, History, Ethnology and Anthropology of the Aleutians (1933); Henry W. Clark, Alaska: The last Frontier (New York 1939); Merle Colley, A Guide to Alaska, Fed. Writers Project, (New York 1939); Georg Sundborg, Opportunity in Alaska (New York 1945); S. R. Tompkins, Alaska: Promishlennik and Sordough (Norman, Okl., 1946).

< >