Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Albert Willem de GROOT

betekenis & definitie

Nederlands taalgeleerde (Groningen 13 Jan. 1892), studeerde te Groningen en Bazel, was leraar aan het gymnasium te Winschoten en van 1916-1921 assistent en conservator aan de Universiteitsbibliotheek te Groningen. Sinds 1921 is hij hoogleraar in de Latijnse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam.

Zijn grote verdienste ligt op het gebied der theoretische, structurele linguistiek en der metriek, zowel van het vers als van de antieke metriek. Zijn scherp waarnemingsvermogen, gepaard aan analytische kracht en opvallende methodische zin, heeft hem tot ver over de grenzen van het eigen land bekend gemaakt.Bibl.: (voorn, publicaties): De numero oratorio latino (1918); A Handbook of Antique Prose-Rhythm I (1918); Die Anaptyxe im Lateinischen (1921); Wesen und Gesetze der Casur (1935); Structural Lingüistics and Phonetic Law (1941); De Universiteit van Amsterdam in oorlogstijd (1946); Algemeene Versleer (1946); Spelenderwijs Latijn (1950).

< >