Zwitsers geoloog (Zürich 12 Apr. 1849 - 31 Aug. 1937), studeerde te Zürich en te Berlijn en werd in 1873 professor aan de polytechnische school te Zürich, in 1875 tevens aan de universiteit aldaar. In 1901-1902 bezocht hij Nieuw-Zeeland.
Hij maakte vooral studie van de tectoniek der Zwitserse Alpen. Belangrijk is het werk, dat Heim deed voor het vervaardigen van bergreliëfs. In het reliëf van het Santisgebergte (1904) 1 : 5000 bereikte hij de grootste hoogte. Van 1894-1926 had hij als voorzitter van de geologische commisie van Zwitserland de leiding van de geologische cartering van zijn land.Bibl.: Untersuchungen über den Mechanismus der Gebirgsbildung (2 dln, met atlas 1878); Handbuch der Gletscherkunde (1885; 2de dr., door Crammer, 1914); Les dislocations de l’écorce terrestre (met Emm. de Margerie, 1888); Geologie der Hochalpen zwischen Reuss und Rhein (1891); Das Säntisgebirge (1905); Geologie der Schweiz (2 dln, 1916-1922); Geologie des Rheinfalls (1931); Bergsturz und Menschenleben (1932).
Lit.: P. Arbenz, A. H. in: Verhandlungen der Schweiz. Naturforsch. Gesellschaft (1937), met bibliografie.