koning der West-Goten, uit het huis der Balten (eiland Peucè aan de mond van de Donau ca 370 - Cosenza, Calabrië, 410), was de zoon van een Westgothisch stamhoofd en, bekeerd tot het arianisme, maakte hij het eerst naam in 394, toen hij onder keizer Theodosius den Grote generaal der foederati was in de slag van de Frigidus, waarin de usurpator Eugenius werd verslagen. Na de dood van Theodosius in 395 ondernam Alarik een strooptocht naar Constantinopel; hij zag echter van een beleg af en marcheerde door Thracië en door de onbewaakte pas van de Thermopylae naar Griekenland.
Na Attica verwoest en Athene geplunderd te hebben, drong hij de Peloponnesus binnen en maakte zich meester van Corinthe en Sparta, waarvan hij vele inwoners als slaven verkocht. De Romeinse veldheer Stilicho snelde nu te hulp en sloot Alarik in de bergen van Pholoe op de grens van Elis en Arcadia in. Alarik wist echter te ontkomen, stak de Corinthische Golf over en marcheerde naar Epirus. Het Byzantijnse hof, dat den helper Stilicho meer duchtte dan den barbaar Alarik, verleende in de lente van 397 dezen de titel van „magister militum per Illyricum” en veroorloofde de vestiging der West-Goten in Epirus. Op 18 Nov. 401 brak evenwel Alarik op, met als doel: Italië. Stilicho overviel hem echter op 6 Apr. 402 (Paasdag!) bij Pollenza en nam zijn vrouw en kinderen gevangen. Alarik marcheerde nu naar Etrurië, zodat Stilicho zich genoodzaakt zag, met Alarik een overeenkomst te sluiten, waarbij deze beloofde terug te trekken. Hij hield zich echter niet hieraan en trachtte nog in de zomer van 402 Verona te veroveren; hij werd echter verslagen en ontkwam met moeite naar Illyrië. Deze inval van Alarik heeft grote gevolgen gehad: troepen moesten worden ontboden uit Britannië en van de Rijngrens, tengevolge waarvan het eilandenrijk en Gallië door de grensvolken overstroomd werden. Ook werd nu de keizerlijke residentie van Milaan verplaatst naar het sterke Ravenna. In 405 wilde Stilicho het Oost-Romeinse rijk aanvallen en zich daarbij van de hulp van Alarik verzekeren. Toen echter de inval van Radagais in 406 in Italië en de opstand van Constantijn in 407 in Britannië en Gallië de uitvoering van zijn plannen verhinderden, eiste Alarik schadevergoeding en rukte Noricum binnen, waarop Stilicho wist door te zetten, dat aan Alarik 4000 pond goud werd uitbetaald. Stilicho wilde zich van Alarik bedienen om de opstand in Gallië te bedwingen; hij werd evenwel op 23 Aug. 408 vermoord. Dit was het sein tot een overval op de vrouwen en kinderen der barbaarse bondgenoten. Deze wendden zich nu tot Alarik, die zijn kans schoon zag en naar Rome oprukte. Tegen belofte van een grote schatting brak hij het beleg van Rome op, maar vroeg tevens aan keizer Honorius afstand van Noricum, teneinde zich daar met zijn volk neder te zetten. Honorius weigerde, waarop Alarik tegen het einde van 409 opnieuw voor Rome verscheen, welks levensmiddelentoevoer hij door de verovering van Ostia afsneed. De Senaat moest nu in een schikking met Alarik toestemmen; zette Honorius af en verhief den arianischen stadsprefect Priseus Attalus tot de troon. Deze benoemde Alarik tot magister utriusque militiae, waardoor hij thans Rome beheerste. De provincie Africa verhinderde nu evenwel de korentoevoer naar Rome; toen daarop Alarik een leger naar die provincie wilde zenden, weigerde Attalus, waarop Alarik hem in de zomer van 410 weer afzette. Alarik wendde zich nu weer tot Honorius en knoopte, na hem tevergeefs in Ravenna te hebben belegerd, onderhandelingen met hem aan. Ondertussen werd Alarik overvallen door zijn volksgenoot Sarus; Alarik, die Honorius van medeplichtigheid verdacht, ging nu ten derden male Rome belegeren. Op 24 Aug. 410 drongen de West-Goten Rome binnen en plunderden de stad gedurende drie dagen. Alarik achtte zich evenwel te zwak om zich duurzaam in Italië te kunnen vestigen en zocht voor zijn volk Africa, de korenschuur van Rome, te verwerven. Hij verzamelde bij Reggio een vloot, die echter door storm werd verspreid. Even later werd Alarik te Cosenza ziek en stierf aldaar (eind 410 na Chr.). De Goten begroeven hem in de bedding van de rivier de Busento; de gravers werden gedood om het geheim te bewaren. Zijn zoon Athaulf volgde hem op.Lit.; N. Riegel, Alarich der Balte (1871); H. von Eichen. Der Kampf der Westgoten und Römer unter Alarich (1876); R. Keller, Stilicho (1884); Th. Mommsen, Stilicho und Alarich, in: Hermes (1903); L. Schmidt, Gesch. der deutschen Stämme bis zum Ausgange der Völkerwander, I (1910); O. Seeck, Gesch. des Unterganges der antiken Welt, V (1913).