(Ital. aggio) is het — meestal in procenten uitgedrukte — verschil tussen de nominale en de feitelijke of werkelijke waarde van een geldsoort of van een waardepapier. Het verschil boven de nominale waarde heet agio of opgeld, dat daar beneden disagio.
De uitdrukkingen agio en disagio zijn in Nederland in de geld- en effectenhandel algemeen gebruikelijk, evenals in Duitsland. In Frankrijk spreekt men van prime en perte, in Angelsaksische landen van premium en discount.In België verstaat men doorgaans onder agio het totale bedrag, dat, bij verdiscontering van een wissel, van de nominale waarde afgetrokken wordt (dus: disconto, bankprovisie, plaatsverlies, zegelrecht e.d.). De invloed van het Fransopdehandelstaal heeft tot gevolg gehad, dat men bij geldverrichtingen meestal spreekt van premie of verlies; eveneens bij obligatieleningen of emissie van aandelen (premie of verlies bij uitgifte). Ofschoon agio en disagio, zoals uit het begrip kan worden afgeleid, zich in verschillende betrekkingen kan voordoen, treft men de uitdrukking toch vooral aan bij geld en wel in de onderlinge relatie tussen wisselkoersen, alsook tussen papiergeld en gouden of zilveren munten. Ten tijde van de gouden standaard (of een van zijn bijzondere vormen) en van een vrij internationaal betalingsverkeer, was het ontstaan van agio of disagio voor een buitenlandse valuta een niet ongewoon verschijnsel. Sedert de goudbeweging onder controle staat van de centrale banken en het betalingsverkeer tussen de landen zich voltrekt volgens regelen, vastgelegd in officiële verdragen, liggen de wisselkoersen vast. Slechts langs sluikpaden vindt soms een niet geoorloofde handel in valuta of buitenlands papiergeld plaats, waarvoor dan in den regel een belangrijk agio moet worden betaald. Een soortgelijke situatie doet zich voor bij de verhouding tussen bankpapier en goud- of zilvergeld, en wel in die landen, waar gouden en/of zilveren munten uit de officiële circulatie zijn genomen. Bij waardepapieren worden de termen agio en disagio algemeen toegepast bij de uitgifte van effecten. Nemen wij het geval, dat de inschrijving op obligaties of aandelen wordt opengesteld tegen de koers van ioo pet (a pari) en dat de belangstelling voor de emissie zeer groot blijkt te zijn, dan zullen speculanten geneigd zijn voor aanzienlijk hogere bedragen in te schrijven dan zij wensen te ontvangen (majoreren). Na de toewijzing zullen de stukken dan gewoonlijk „agio doen” en zullen de „agio- of premiejagers” slechts tegen een hogere koers wensen af te geven. Mislukt de emissie, dan zal de emittent met een groot deel der fondsen, die dan disagio doen, blijven zitten.
Bij uitgifte van effecten tegen een koers, liggende boven pari, wordt het voordelige verschil, dat de geldvragende instelling boven de nominale waarde der emissie ontvangt, agio-winst genoemd, welke gewoonlijk op een speciale rekening „agioreserve” wordt geboekt.