Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-06-2022

Afschrijven

betekenis & definitie

Duurzame productiemiddelen kunnen worden onderscheiden in slijtende en niet-slijtende. Tot de eerste categorie behoren gebouwen, werktuigen en gereedschappen, tot de tweede de grond.

De slijtage kan het gevolg zijn van de aanwending van het productiemiddel bij de voortbrenging en van economische invloeden, onafhankelijk van het gebruik. De eerste vorm van slijtage draagt de naam van technische slijtage, de tweede van economische slijtage. In het merendeel van de gevallen zijn de omvang en de aard van het gebruik, dat van het productiemiddel wordt gemaakt, de bepalende factor voor de technische slijtage. Behalve de technische slijtage kunnen economische factoren er toe leiden, dat het productiemiddel, ofschoon het technisch nog niet versleten is, in economisch opzicht een achteruitgang vertoont. Deze vermindering heet economische slijtage. De belangrijkste oorzaak is de gestadige vooruitgang van de techniek, nieuwe uitvindingen en technische verbeteringen, welke leiden tot rationeler productiemethoden en bestaande productiemiddelen doen verouderen. Technische en economische slijtage leiden tot een geleidelijke waardevermindering van de productiemiddelen waardoor afschrijvingen noodzakelijk worden. In de afschrijvingen welke als regel eens per jaar bij het opmaken van de jaarrekening (balans en winstrekening) worden vastgesteld, wordt de waardevermindering tot uitdrukking gebracht. Er bestaan verschillende systemen van afschrijvingen, waarvan wij de voornaamste zullen noemen:De jaarlijkse afschrijving van een vast percentage van de aanschaffingsprijs van het productiemiddel. Bij een bruikbaarheidsduur van tien jaar zal ieder jaar tien pet worden afgeschreven.

De jaarlijkse afschrijving van een afnemend percentage van de aanschaffingsprijs. Bij deze methode wordt een percentage afgeschreven, dat ieder jaar kleiner wordt, om de invloed van de geleidelijke economische slijtage tot uitdrukking te brengen. Indien men het afschrijvingspercentage elk jaar met een half pet laat afnemen, zal, bij een bruikbaarheidsduur van het productiemiddel van tien jaar, in het eerste jaar 11.25 pct, in het tweede jaar 10.75 pct, in het derde jaar 10.25 pctt en in het tiende jaar 6.75 pct worden afgeschreven.

Afschrijving van een vast percentage van de boekwaarde, d.i. de aanschaffingsprijs van het productiemiddel, verminderd met de reeds gedane afschrijvingen. Doordat de boekwaarde telkenjare afneemt, worden de afschrijvingen in opvolgende jaren steeds kleiner. De boekwaarde-methode is alleen toe te passen bij zeer sterke economische slijtage, waarbij in de eerste jaren een sterke economische achteruitgang van het productiemiddel optreedt.

De annuïteitenmethode, waarbij de afschrijving en de rente over het in het productiemiddel geïnvesteerde vermogen telkenjare een gelijk bedrag vormt. Doordat het vermogen, dat in het productiemiddel is opgesloten, ieder jaar kleiner wordt, nemen de afschrijvingen jaarlijks met eenzelfde bedrag toe als waarmede de rente vermindert.

PROF. DR H. J. VAN DER SCHROEFF

Lit.: Dr H. J. van der Schroeff, De Leer van de Kostprijs; Dr W. Kreukniet, Depreciatie en Reservefondsen, 7de druk 1930, hem. uitgave bew. door Dr B. H. de Jongh.

Afschrijvingsfonds

(1). Voor de boeking der afschrijvingen bestaan twee methoden, nl. die, waarbij de afschrijving in het credit van de rekening van het betreffende productiemiddel wordt geboekt, en die waarbij de afschrijving in het credit wordt gebracht van een afzonderlijke rekening, de afschrijvingsrekening. Deze rekeningen geeft men in de practijk wel de naam van afschrijvingsfonds. In het geval, dat het uit de productiemiddelen vrijkomende vermogen afzonderlijk wordt belegd, spreekt men van belegd afschrijvingsfonds.

(2) noemt men in de bouwkunde het aangeven van lijnen op een blok hout, teneinde daaruit nader de onderdelen van deuren, ramen, trappen, enz., te maken.