Vlaams schilder uit de 16de eeuw (gest. even vóór 21 Juli 1551), werd te Brugge 29 Nov. 1510 als meester-schilder ingeschreven in het genootschap van de beeldhouwers en zadelmakers, waartoe de schilders behoorden. Hij wordt er vermeld als niet geboren te Brugge.
Men kent van hem geen werk dat zijn naam draagt of dat naar vaste documenten aan hem kan worden toegeschreven. Een groep belangrijke schilderijen uit het begin van de 16de eeuw, eerst toegeschreven aan de pseudo-Mostaert, daarna aan de Meester van O.L. Vrouw van Zeven Weeën, werd ten slotte toegeschreven aan Isenbrant. Men herkende er een stijl in die in verband staat met die van Geeraard David, van wie Isenbrant, volgens de i7de-eeuwse geschiedschrijver Sanderus, een leerling was. De stijl van deze werken wordt gekenmerkt door een grotere zachtheid in de vormgeving en mindere kleurkracht, ook door enkele eigenaardigheden als ronde gezichten en korte neuzen. Het hoofdwerk, waaromheen de andere werken worden gegroepeerd, is O.L.
Vrouw van Zeven Weeën, in de O.L.Vrouw-kerk te Brugge, met zijn vleugel (waarmee het een diptiek uitmaakt) in de Kon. Museums te Brussel. Andere voorname werken zijn De H. Magdalena (National Gallery, Londen), O. L. Vrouw met het Kind (Art Institute, Chicago), De Rust op de Vlucht naar Egypte (museum te Lissabon) en een Magdalena (verz. van Prins Doria, Rome).PROF. DR LEO VAN PUYVELDE
Lit.: Sanderus, Flandria illustrata (1644 en 1735)» H» 154; James Weale, Le Beffroi (Bruges 1865), II, 320-324; D. van de Gasteele, Keuren, Livre d’admission et autres Documents (Bruges 1867), 324; James Weale, Gérard David (London 1895), 44; G. H. de Loo, Gatalogue critique, Exposition des Primitifs (Gand 1902), LXIII-LXVII; M. J. Friedländer, Adriaan Ysenbrandt als Porträtmaler, Pantheon, I (1928), 1-7; R. A. Parmentier, Bronnen voor de Gesch. van het Brugsche Schildersmilieu in de XVIe eeuw, IX, Adriaan Isenbrant, Revue belge d’Archéologie et d’Histoire de l’Art,IX(i93o),229-26.5; Idem, Bescheiden omtrent Brugsche Schilders van de XVIe eeuw.
L’Emulation (Bruges 1937)» 87-129; M. J. Friedländer, Die altniederländische Malerei, XI (Leiden 1934), 91-107; Gh. van den Haute, La Corporation des Peintres de Bruges (Bruges 1905), passim.