(± 1255 - 20 Juli 1298), zoon van Walram II, graaf van Nassau; hij werd na de dood van koning Rudolf van Habsburg door toedoen van de geestelijke keurvorsten, die een onaanzienlijk vorst tot keizer wilden kiezen, onder leiding van den aartsbisschop Gerhard van Mainz, in 1292 tot Rooms koning gekozen. Reeds dadelijk na zijn verkiezing ontstemde hij velen door een poging zijn erfland wederrechtelijk uit te breiden en doordat hij de aan de Keurvorsten, in ruil voor zijn verkiezing, beloofde voordelen niet kon uitdelen.
Uit geldgebrek moest hij onderstand aannemen van Eduard van Engeland, wat des te gevaarlijker was, omdat zijn tegenstander Albrecht van Habsburg zich nu bij Frankrijk aansloot. Wel kon Adolf rekenen op de steun van vele edelen en steden tegenover de vorsten, maar zelfs Gerhard van Mainz koos de partij zijner tegenstanders. Bijgevolg kwamen de keurvorsten van Mainz, Saksen en Brandenburg te Mainz bijeen en daagden Adolf voor hun vergadering. Zij verklaarden hem vervallen van de troon en kozen hertog Albrecht tot Rooms koning (23 Juni 1298). Adolf verloor de moed niet, maar in de veldslag, die de 2de Juli 1298 bij Worms geleverd werd, kwam hij om het leven, niet zoals wel gezegd wordt door Albrechts hand. Het was duidelijk, dat een vorst, die niet zelf een belangrijk gebied had, geen kans had zich als koning in het verwarde en verbrokkelde Duitse Rijk te doen erkennen. Hij was gehuwd met Imagina, een dochter van Gerlach, graaf van Limburg de stamboom der Nassau’s bij het art. Nassau).Lit.: F. W. S. Roth, Geschichte d. röm. Königs Adolf I von Nassau (Wiesbaden 1879).