Vlaams historieschilder (Antwerpen ca 1562 - einde 1641), was lange tijd alleen bekend als de leermeester van Rubens en Jordaens. De laatste trad in het atelier van A. van Noort in 1607, huwde diens dochter in 1616 en vestigde zich tijdelijk in zijn huis om hem later zelf in zijn woning op te nemen.
Bullart heeft van Noort voorgesteld als brutaal en losbandig. Hij was echter een betrekkelijk rustig burger en de moeilijkheden, die hij als deken met het schildersgilde (1598/’99) had, kunnen verklaard worden uit een prikkelbaar karakter. Hij moet een goed leraar zijn geweest: bij hem werden niet minder dan 35 leerlingen ingeschreven. Tot voor kort kon geen enkel werk met zekerheid aan hem worden toegeschreven; wel werden op zijn naam werken gesteld, waarin men tegelijk iets van de stijl van Rubens en iets van die van Jordaens herkende (De Wonderbare Visvangst, Sint Pauluskerk, Antwerpen, die naderhand van Jordaens bleek te zijn). Sedertdien heeft men op tal van stukken zijn monogram ontdekt en deze als werken van Van Noort bekend gemaakt (Laat de kinderen tot mij komen, Brussel, Museum van Schone kunsten; De Prediking van Johannes, Antwerpen, Rubenshuis; Het Laatste Oordeel, Brussel, Museum Comm. Onderlinge Bijstand). Hij was een zorgvuldig schilder, die werkte in traditionele trant en naderhand enige invloed van Rubens onderging.PROF. DR LEO VAN PUYVELDE
Lit.: I. Bullart, Acad, des Sciences et des Arts, Amsterdam, dl II (Amsterdam 1682); P. Génard, Album der Sint-Lucasgilde (Antwerpen 1855); Idem, De Vlaamsche School (Antw. 1869); F. J. van den Branden, Antwerpsche Schilderschool (Antw. 1883) ; M. Rooses, Rubens’ Leven en Werken (Antw. 1900) ; Leo van Puyvelde, Het Oorspr. Werk van A. v.
Noort (Versl. en Meded. Kon. VI. Ac. 1929); ld., Nouv. Œuvres d’Adam van Noort (Annuaire des Mus. R. des B.-A. de Belgique, dl I. 1938).