het westelijkste gedeelte van het oude Hellas, in het O. door de rivier Acheloüs van Aetolië, in het N. door de Ambracische golf van Epirus gescheiden en ten W. en Z. door de Ionische zee begrensd. Een vruchtbare vlakte vormde het middengedeelte; verder gebergten en hoogvlakten met ruïnes van steden.
Aan de westkust vele kolonies van Korinthe, in de loop der tijden echter door de Acarnaniërs bezet. De taal draagt Dorische kenmerken. Vermoedelijk zijn Voor-Griekse bewoners er met Illyrische, wellicht ook Phoenicische, verenigd. De Acarnaniërs hielden zich vooral bezig met jacht en veeteelt, ook met zeeroof; het beschavingspeil was laag. Zij vormden een stedenbond. In de Peloponnesische oorlog stonden zij aan de kant van Athene, dat er steunpunten vond voor zijn expedities in het W. Later stonden zij gewoonlijk, tegen Aetolië, aan de zijde van Macedonië. In 167 kwamen zij onder Romeinse invloed en in 146 verloren zij hun zelfstandigheid.