Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-06-2022

Acajou-of kasjoeboom

betekenis & definitie

is de naam van Anacardium occidentale L. (fam. Anacardiaceae), die vermoedelijk uit West-Indië afkomstig is, maar thans overal in de tropen aangeplant wordt.

De boom heeft leerachtige, stompe, kortgesteelde bladeren en talrijke, kleine, rosé vijftallige bloemen in eindstandige bloeiwijzen. De niervormige vruchten (de zgn. West-Indische olifantsluizen) zitten op de sterk gezwollen vruchtsteel, die zuurzoet smaakt, vlezig is, door de negers gegeten wordt en tot bereiding van brandewijn en azijn gebruikt wordt. De vruchten zelf bevatten in de vruchtwand een aan de lucht zwart wordende, scherp brandende, harsachtige olie, die ontstekingen op de huid teweeg brengt en in de tropen vaak als beitsmiddel gebruikt wordt. De zaden zijn oliehoudend en worden gegeten. Acajougom is het belangrijkste product van de boom. De gom vloeit uit de stam, waar ze aan de lucht verhardt tot vuist-grote stukken, soms ook tot stengelvormige stukken met veel dwarsspleetjes. Deze gom is chemisch nauw verwant aan de acaciagom. De kleur is topaas-geel tot bruinrood. Het breukvlak is glazig, doch wat minder doorzichtig dan bij acaciagom. In water lost de gom bijna volledig op en vormt een sterk klevende vloeistof. De oplossing doet het polarisatievlak naar links draaien. In 60 pct-ige chloralhydraatoplossing lost de gom, afgezien van een op de bodem bezinkende wollige laag, volkomen op. De in water oplosbare gom bestaat uitarabineendextrine. De gom bestaat voor 17,29 pct uit water en levert 1,22 pct asbestanddelen.Acajouhout

wordt slechts weinig gebruikt, omdat men de boom hoofdzakelijk voor andere doeleinden gebruikt; het is slechts matig hard en wordt alleen ter plaatse voor de bouw van boten en voor het maken van pakkisten gebruikt en levert tevens een houtskool.

< >