Nederlands Hervormd godgeleerde en Oudtestamenticus (Haarlem 16 Sept. 1828 - Leiden 10 Dec. 1891), werd in 1853 buitengewoon, in 1855 gewoon hoogleraar in de theologie te Leiden, eerst voor het Nieuwe Testament, encyclopaedie, ethiek en in 1877 voor het Oude Testament. Terwijl hij met Scholten en Opzoomer tot de grote leiders der moderne theologie en de verdedigers van haar rechten in de Kerk behoorde, ligt zijn hoofdbetekenis op het gebied van het O.T. en van de geschiedenis van de godsdienst van Israël.
Zijn historisch-critisch onderzoek naar het ontstaan en de verzameling van de boeken des Ouden Verbonds is het meesterwerk op dit gebied in de 19de eeuw. Kuenen’s critisch standpunt ten aanzien van de Pentateuch is voor de wetenschap van O.T. en godsdienst van Israël tot op de periode van Eerdmans en in de lijn van K. H. Graf en Wellhausen toonaangevend geweest. De voltooiing van de zgn, Leidse vertaling van het O.T., op zijn initiatief begonnen, heeft Kuenen niet meer beleefd.Lit.: H. Y. Groenewegen, Het onderwijs in de zedekunde van prof. A. K. (1893); W. van der Vlugt, in: Levensber. v. d. Mij der Ned. Letterkunde 1892-’93, blz. 356-368, met voll. bibl.