of afdwaling van het licht noemt men gewoonlijk de schijnbare verplaatsing van een hemellichaam, veroorzaakt door de baansnelheid der aarde. Het verschijnsel houdt verband met het feit, dat het licht zich met een eindige snelheid voortbeweegt en dat de richting waarin een ster gezien wordt niet die is, waaruit het licht voor een stilstaanden waarnemer schijnt te komen, maar overeenkomst met de richting van de resultaten van de snelheid van het invallende licht en de snelheid van den waarnemer.
Het verschil tussen deze beide richtingen, de aberratie, is in radialen uitgedrukt gelijk aan a = (v sin ɑ) / c waarin v de aardsnelheid, c de snelheid van het licht en ɑ de hoek tussen de aardsnelheid en het licht voorstelt.. (Zie bijgaand diagram waarin de richting der aardsnelheid door AV, de richting waarin de ster door een waarnemer op de zon gezien zou worden door AS, en de ricting waarin zij door den aardschen waarnemer gezien wordt door AS’ is aangegeven.) De maximum aberratie treedt op wanneer het lengteverschil tussen en zon en ster 0o of 180o is. Zij bedraagt dan 20’’ 47, de zogenaamde aberratie-constante.Tengevolge van de aberratie schijnt iedere ster in de periode van een jaar een ellipsje te beschrijven met een halve grote as van 20’’ 47. Dit verschijnsel werd het eerst opgemerkt in 1725 door den Engelsen sterrenkundige Bradley bij een poging om de parallax van een vaste ster te meten. De poging mislukte, omdat de parallax te klein was om bij de toen bereikbare meet-nauwkeurigheid opgemerkt te kunnen worden, maar in plaats daarvan ontdekte hij de aberratie.
De nauwkeurige meting der aberratie-constante is een der methoden om de aardsnelheid en daarmee tevens de afstand aarde-zon te bepalen. (z astronomische eenheid).
Theoretisch is het verschijnsel der aberratie van groot belang geweest bij beschouwingen over de licht-aether. Zowel in de theorie dat de aether rondom de aarde door deze in haar beweging meegesleept werd, als in de theorie van een rustende aether waar de aarde en de waarnemers zich vrij doorheen bewegen, slaagde men erin de aberratieverschijnselen volledig te verklaren. De meest bevredigende en eenvoudige theorie van de aberratie wordt echter gegeven in de relativiteitstheorie.
Bij planeten is het verschijnsel der aberratie enigszins meer gecompliceerd, daar deze door hun baanbeweging om de zon van plaats veranderen in de tijd die het licht nodig heeft om den waarnemer te bereiken. Men spreekt hierbij wel van planeten-aberratie.