Bicker is de naam van een oud en aanzienlijk Amsterdamsch geslacht. Hiertoe behoorden:
Boel Bicker Jacobz., die reeds in het laatst der 15de eeuw als schepen en als burgemeester van Amsterdam staat vermeld.
Pieter Bicker, een aanzienlijk burger en brouwer te Amsterdam, die verdacht werd gehouden van medepligtigheid aan de aanslagen van 1575 op de Spaanschgezinde stad. Hij werd dan ook gebannen en eerst weder toegelaten, nadat hij den eed van getrouwheid aan de R. Katholieke godsdienst en van gehoorzaamheid aan den Koning had afgelegd.
Laurens Bicker, koopman te Amsterdam. Hij rustte twee schepen uit en stevende met verlof van den Koning van Spanje daarmede naar Guinéa en naar Rio de la Plata om handel te drijven. Zijne schepen werden echter onverhoeds genomen en men had plan om hem op te brengen naar Lissabon, waar hij verbrand zou worden. Inmiddels werd het vaartuig, waarop bij zich bevond, door de Nederlanders veroverd, zoodat hij in 1600 ongedeerd bij de zijnen terugkwam. In het laatst van dit jaar vertrok hij met 4 schepen uit Zeeland naar Indië, veroverde op de terugreis een rijk geladen Portugeesch vaartuig, zette het volk op de kust van Brazilië aan wal, en bereikte in 1602 met zijn buit den Vaderlandschen bodem.
Andries Bicker, heer van Engelenburg. Deze werd in 1616 raad, in 1620 schepen en in 1627 burgemeester van Amsterdam en onderscheidde zich door zijne wijsheid en gematigdheid. Met anderen werd hij naar Zweden en Polen gezonden, om handelsverdragen te sluiten. Bij de komst van Maria de Medici verwelkomde hij deze vorstin. Later nam hij bij herhaling aan gezantschappen deel. Na den Munsterschen vrede achtte hij een kostbaar leger onnoodig, zoodat prins Willem II, als gevolmagtigde der Algemeene Staten, den bekenden aanslag ondernam op Amsterdam; eene der voorwaarden van het verdrag, waarmede die onderneming eindigde, was, dat Andries Bicker en diens broeder Cornelis Bicker, heer van Swieten, uit alle regeringsposten werden verwijderd. Zij ontvingen een eervol ontslag, en Andries Bicker overleed in 1652.
Cornelis Bicker, heer van Swieten, zooeven reeds genoemd. Hij was bij den reeds vermelden aanslag voorzittend burgemeester en beraamde met Johan Huydekoper, heer van Maarseveen, doelmatige plannen tot verdediging, waardoor de stad behouden bleef. Hij overleed in 1655.
Lambertus Bicker. Deze vestigde zich na volbragte studiën als geneesheer te Rotterdam, en maakte zich verdienstelijk door eenige belangrijke geschriften.
Jan Bernd Bicker, geboren te Amsterdam in 1746. Hij studeerde te Utrecht en vestigde zich als advocaat in zijne geboortestad, waar hij tot raad in de vroedschap werd gekozen. Na de omwenteling van 1787 behoorde hij tot degenen, die op uitdrukkelijk verlangen van de prinses van Oranje ontzet moesten worden van hunne betrekkingen, zoodat hij de wijk nam naar Brussel.
Met de omwenteling van 1795 in het Vaderland teruggekeerd, werd hij lid en voorzitter der Nationale vergadering. In Januarij 1798 werd hij, werkzaam als lid der commissie tot de Buitenlandsche zaken, in hechtenis genomen en eerst naar Wijk bij Duurstede en vervolgens naar Leeuwarden gebragt. In Julij bevond hij zich weder op vrije voeten en werd in 1801 procureur bij het Nationaal geregtshof. Als lid van het staatsbewind werd hij voorts met G. Brantsen en M. van der Goes naar Brussel afgevaardigd, om den Eersten Consul der Fransche Republiek aldaar te begroeten. Niet lang daarna zag hij zich door Bonaparte begiftigd met de orde van het Legioen van Eer.