Van hen, die dezen naam gedragen hebben, noemen wij:
Johannes Becius, geboren te Frankfort den gden December 1558. Hij werd predikant bij de Hervormde gemeente te Antwerpen. Na de overgave van deze stad aan Parma nam hij de wijk naar Emden.
In 1586 werd hij als predikant te Dordrecht beroepen, waar hij den 26sten Januarij 1625 overleed.
Becius wordt wegens zijne voorzigtigheid, schranderheid en gematigdheid zeer geroemd. Hij stond in groot aanzien en was in 1618 een der afgevaardigden naar de Nationale Synode. Onderscheidene geschriften geven daarenboven getuigenis van zijne letterkundige verdiensten.
Johannes Becius, volgens het gevoelen van sommigen een kleinzoon van den voorgaande, namelijk een zoon van Isaäk Becius, en geboren te Middelburg omstreeks het jaar 1622. Na het afleggen van het proponents-examen kwam hij tot Sociniaansche en Remonstrant- sche gevoelens. Hierdoor berokkende hij zich groote onaangenaamheden. Hij werd uit Zeeland verbannen en begaf zich achtereenvolgens naar Dordrecht, Rotterdam en Amsterdam, en overleed hier ter plaatse in hoogen ouderdom. Hij heeft een groot aantal strijden verweerschriften geschreven; men leert zijne denkbeelden het best kennen uit zijne “Institutio Christiana (Amsterdam, 1678)”.