Bataljon is de Fransche naam van eene bende soldaten, welke uit 4 tot 6 compagniën bestaat. Het was reeds in de 16de eeuw bij de Franschen bekend, alsmede onder den naam van bataglia of berzia bij de Spanjaarden en Italianen. Het was toen een zelfstandig corps van 3- of 4000 man, in 15 of 20 compagnieën verdeeld en grootendeels bestaande uit piekeniers, die door 3 rijen musketiers waren omgeven.
De overige musketiers werden in 4 afzonderlijke troepen op de hoeken geplaatst en onder den naam van “enfants perdus” als flankeurs gebezigd. Het bijgeloof vereischte, dat de rotten en gelederen der bataljons door onevene cijfers werden aangeduid, bijvoorbeeld dat elk der 59 gelederen met 51 man was bezet.
Tegenwoordig is een bataljon een gedeelte van een regiment en telt 500 tot 1000 en zelfs 1200 soldaten, doch vooral niet meer, zoodat zij allen het commando van één bevelhebber kunnen vernemen. De Pruissische bataljons tellen op voet van oorlog ieder 1000 man, in 4 compagnieën verdeeld, — de Oosterijksche 1200 man, gesplitst in 6 compagnieën, — de Nederlandsche 900 tot 1000 man, verdeeld in 5 compagniën.
In de Fransche armee heeft een bataljon 6 compagnieën, namelijk 1 grenadier-, 4 fuselier- en 1 voltigeur-compagnieën, terwijl het in de Engelsche 4 compagnieën, en elders 1 grenadier- en 5 musketier-compagnieën telt. Twee of drie bataljons vormen een regiment.
De Pruissen en Oostenrijkers rangschikken de manschappen hunner bataljons in 3 gelederen, waarbij het derde gelid als tirailleurs wordt gebezigd. De jagers- en scherpschutters-bataljons worden in 2 gelederen geplaatst.
De Engelschen vormen met al hunne infanterie 2 gelederen. De commandant van een bataljon is in den regel een majoor of een luitenant-kolonel. Men heeft ook bataljons jagers, bataljons mineurs en sapeurs of genietroepen enz.
De bataljons-school bevat eene reeks van bewegingen (manoeuvres), welke in den strijd met een bataljon kunnen gemaakt worden. In Pruissen geeft men dien naam ook aan het onderwijs in het lezen, schrijven, rekenen, in de -aardrijkskunde en geschiedenis, dat bij elk bataljon door onderofficieren en officieren gegeven wordt aan zoodanige manschappen, die zich door genoegzame vatbaarheid onderscheiden.