Basíliek, in het Latijn basilica domus of porticus (koninklijk paleis of koninklijke zaal), was aanvankelijk een prachtig gebouw, bestemd voor eene vergadering van regters, of van kooplieden.
Te Athene droeg de zetel van den archon basileus (zie Archon) dien naam, en in Elis eene driedubbele galerij (stoa) bij het marktplein. De eerste basiliek te Rome, Basílica Porcia genaamd, werd in het jaar 183 vóór Chr. door Cato Censorinus aan het Forum gebouwd. Voorts stichtte er Tiberius Sempronius Gracchus de Basílica Sempronia, de consul Q. Opimius de Basílica Opimia, — Aemilius Paulus de Basílica Aemilia, — en Julius Caesar de Basílica Julia, die vervolgens door Augustus is voltooid. Die gebouwen namen toe in aantal tegelijk met den handel en met de marktplaatsen. Ook elders had men er, — te Pompeji zelfs 3 naast elkander.
Voor het bouwen van eene basiliek geeft Vitruvius de volgende regels: de breedte mag niet minder dan een derde en niet meer dan de helft van de lengte bedragen. Is de plek, waar men bouwen wil, zeer lang, dan kunnen aan de uiteinden voorportalen worden aangebragt. Naar de verschillende grootte heeft eene basiliek 1, 3 of 5 hoofdruimten, benevens gaanderijen boven de zijruimten, gevormd door twee boven elkaar geplaatste zuilen-rijen. In het achterste gedeelte van het gebouw is eene verhevene tribune voor de regtbank, terwijl het voorste gedeelte voor het handelsverkeer is bestemd. Eene basiliek kan derhalve met eene beurs of met eene bazar worden vergeleken.
Men meent, dat naar het voorbeeld van de basiliek der Oudheid de eerste Christelijke kerken zijn gebouwd. Doch de platte grond der basiliek is enkel in zoover bewaard gebleven, dat men de langwerpige ruimte door 2 rijen zuilen in drie deelen (schepen) verdeelde. Van deze was evenwel het middelste het breedste en tevens het hoogste, en het werd gesloten door de altaar-nis. De kruiskerk wijkt nog meer af van de oude basiliek. Toch heeft men Christelijke kerken gebouwd, die desgelijks 5 ruimten tellen, door 4 rijen zuilen gescheiden; hier bevinden zich aan weerszijden van het middelschip twee kleinere ruimten, hoewel ook hier gewoonlijk het kruis niet vergeten is.
Uitwendig was zulk eene Christelijke basiliek doorgaans zeer eenvoudig, en alleen de sierlijke boogvensters verbraken er de eentoonigheid der wanden. Van binnen vindt men er onder het hoofd-altaar gewoonlijk eene onderaardsche kapel of krypt, bestemd voor het gebruik van den Heilige, aan wien de kerk was gewijd. Zoodanige kerken zijn ook nu nog hier en daar — vooral in Italië — te vinden.