Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Barbaar

betekenis & definitie

Barbaar, afkomstig van het Grieksche “barbaros”, beteekende aanvankelijk ieder mensch, die niet tot het Grieksche volk be­hoorde of onbekend was met de Grieksche taal. Plato verdeelde geheel het menschelijk geslacht in 2 ongelijke deelen, in Barbaren en Hellenen. Eerst sedert de Perzische oor­logen kreeg dat woord eene verachtelijke beteekenis, namelijk die van een laag en lafhartig, plomp en onbeschaafd mensch. Van dien tijd af bestempelde men bij uitne­mendheid de Perzen met dien naam, — voorts de Egyptenaren, Thraciërs, Macedoniërs en Carthagers.

Langzamerhand ontwikkelde zich daarbij het denkbeeld, dat de Barbaren erf­vijanden waren der Hellenen en deze be­stemd om over hen te heerschen. De Ro­meinen noemden zelfs hunne voorvaderen, die onbekend waren geweest met Grieksche kunst en wetenschap, barbaren, alsmede in den tijd van Augustus alle volkeren, die zich niet aan hen hadden onderworpen. Nog later gaf men dien naam, aan zoodanige volkeren of personen, bij wie zich on­deugden en gebreken openbaarden, die in strijd waren met de Grieksche beschaving. Vooral gebruikte men het woord “barbaarsch” van eene ruwe, onbeschaafde taal (barbarismus). In de middeleeuwen behoorden alle niet-Romeinen tot de Barbaren. Zelfs de Franken noemden zich zóó, om zich van de Romeinen te onderscheiden. Na de achtste eeuw gaf men in Middel-Europa dien naam aan de slaven, en heden ten dage is vooral een wreed, hardvochtig en bloeddorstig mensch “een barbaar.” Sommigen leiden dien naam af van een Grieksch woord, dat “zwaar” beteekent, omdat de vreemdelingen “zwaar ter taal” waren, — anderen van het Syri­sche of Arabische woord “bar (woestijn),” — en nog anderen vinden daarin eene bespot­telijk makende nabootsing van de ruwe taal­klanken der niet-Grieksche volkeren.

Vooral voor den dichterlijken stijl is het woord “barbaar” onbetaalbaar.

< >