Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Banaat

betekenis & definitie

Banaat (in het Hongaarsch Bausag) is in het algemeen een grensgewest of een land, waarover een banus (zie onder dit woord) ge­steld was, zoodat een banaat overeenstemt met het Duitsche mark. Intusschen heeft het banaat van Temesvar dien naam verkregen na den vrede van Passerovicz, ofschoon het nooit te voren door een banus was bestuurd. Dit banaat omvatte de Comitaten Torontal, Ternes en Krasso en behoorde tot voor wei­nige jaren tot de kroon van Hongarije.

Ten gevolge eener Keizerlijke bepaling van 18 No­vember 1849 werd het gedeeltelijk van Hon­garije gescheiden en in een Oostenrijksch Kroonland herschapen met den naam Woiwood-schap Serbië en Banaat van Temesvar, maar het bestond niet lang en zag zich door een Keizerlijk besluit van 1860 op nieuw met Hongarije vereenigd. Het oude Banaat met zijne 3 Comitaten, waaraan de Militaire gren­zen van het Banaat zijn toegevoegd, vormt een onregelmatigen vierhoek, die in het noor­den door de Marosj van de Comitaten Arad, Czongrad en Czanad, in het westen door de Theisz van de Comitaten Czongrad en Bacs en in het Oosten door de Czerna en door uitloopers van de Carpathen van Siebenbiirgen gescheiden, terwijl het in het zuiden aan de Donau en daarachter aan Serbië grenst. Het heeft eene oppervlakte van ruim 472 □ geogr. mijlen. Het bestaat uit groote, vrucht­bare vlakten, die uitstekend zijn voor den graanbouw.

Intusschen zijn er ook bergach­tige streken, barre zandduinen en moerassen, die weinig of niets opleveren. Die zandduinen doen door verstuiving dikwijls veel schade, waartegen van Regeringswege maatregelen genomen zijn. Over de bergstreek loopt een drietal ketens, met toppen, die 2400 Ned. el hoog zijn. Dit gewest is grootendeels woest en wild en met donkere wouden bedekt, en het gesteente bestaat er voornamelijk uit gra­niet, gneis, glimmerlei enz.

Onder de talrijke rivieren van het Banaat bekleedt de Donau den eersten rang. Deze bezoekt er den bodem op de plaats, waar zij de Theisz opneemt en verlaat het beneden Orsova. Voorts noemen wij de vischrijke Theisz, die den westelijken zoom van het Banaat be­sproeit, en er bevaarbaar is voor groote schepen, — de Morosj, uit Siebenbürgen ko­mende , — en de Ternes. De overige wateren van het Banaat zijn woeste bergbeken, zooals de Bega, de Aranka, de Pirda enz., en behooren meestal tot het stroomgebied van de Donau. Sommige zijn merkwaardig wegens haar goudbevattend zand. Men kan zich voor­stellen, hoe dergelijke beken, als zij zich in de laagte vereenigen, groote moerassen kun­nen vormen. Op dit gebied ligt ook het Bega-kanaal, dat langs Temesvar loopt en eene lengte heeft van 28 geogr. mijlen.

Het klimaat is, naar gelang der ligging en der hoogte van den bodem, zeer verschil­lend, maar in het algemeen zacht en aange­naam. Vooral nabij de Donau heeft de plan­tengroei een zuidelijk karakter. De gewassen dier omstreken, voorts die van het zuiden van Frankrijk, van de Apennijnen en Pyre­neeën vindt men hier vereenigd. In de vlak­ten, waar de luchtstroomen geene belemme­ring ondervinden, ontwaart men denzelfden helderen hemel als in de deelen van Frank­rijk en in Lombardije, die op dezelfde breedte gelegen zijn. Er groeijen heerlijke druiven, perziken, abrikozen, meloenen en edele vruch­ten van het Zuiden. Rijst, vijgen, amandelen en olijven vinden er een herbergzaam vader­land. De winter is er kort en zacht, zoodat de Donau en de Theisz slechts zelden met ijs zijn bevloerd.

In het midden van Februarjj is er de lucht reeds aangenaam. Eene vroege lente wekt er het. leven der natuur, en dan volgt een warme zomer, wiens bran­dende hitte door regenbuijen getemperd wordt. Vooral is de langdurige herfst, die de kinde­ren der lente ten tweedenmale boven den grond lokt, er hoogst bekoorlijk. Stormen waaijen er zelden, — de noordoostenwind is er de heerschende, en in den zomer blaast er dikwijls de verschroeijende scirocco. De hazelnoot bloeit er reeds in Maart, de kerseboom in het begin van April, en de acacia in de eerste dagen van Mei. Op de helft van laatstgenoemde maand zijn de kersen er rijp, — een paar weken later bloeit de wijnstok en in het midden van Augustus zijn er de drui­ven rijp. In dat klimaat zijn de menschen zeer gezond en vele bereiken er een hoogen ouderdom.

Behalve de reeds vermelde kostelijke vruch­ten levert het plantenrijk er onze gewone granen, fijne groenten, vlas, hennep, katoen enz. Hier en daar zijn prachtige eikenwou­den , die gelegenheid geven tot het mesten van zwijnen. Het dierenrijk bevat er, be­halve onze gewone huisdieren, beren en wolven, die zich in het gebergte ophouden, en de bosschen zijn behoorlijk van wild voorzien. Tot de voornaamste riviervisschen behooren er de huizen, die wel eens 300, en de wels, die wel eens 100 Ned. pond zwaar worden, terwijl er een overvloed is van steur, snoek, baars, aal enz.

De bedding van sommige ri­vieren levert er goud. Daarenboven zijn er goud-, zilver-, koper-, ijzer- en steenkolen­mijnen. Men mag dus het Banaat in alle opzigten een rijk land noemen. Tevens vindt men er een groot aantal minerale bronnen van zeer verschillenden aard.

De bevolking telt er ongeveer 1¼ millioen zielen, die in 2 koninklijke vrije steden (Temesvar en Wersjetz), 4 steden, 4 voorsteden, 52 markten en 748 dorpen zijn verspreid. De inwoners zijn Romanen, Duitschers, Serben, Hongaren, Boelgaren, Israëlieten en Zi­geuners. De Romanen zijn in onderscheidene stammen verdeeld. Zij zijn in het algemeen slank van lichaam, middelmatig van lengte, en welgebouwd, ovaal van gelaat en donker van uitzigt. Zij voeden zich vooral met maïsbrij, melk, kaas, uijen en spek. Zij dragen een ruim wit gewaad met een opstaanden rooden kraag, daarover een vest met zilve­ren knoopen en een breeden lederen gordel; zij schoeijen zich met sandalen en dekken het hoofd in den zomer met een vilten hoed, in den winter met eene pelsmuts. Ook het overig ligchaam wikkelen zij gedurende het barre saizoen in eene schapenvacht.

De vrouwen dragen een dergelijk wit gewaad als de man­nen , maar wat meer versierd, en daarover een lijfje van donker laken. Des zomers gaan zij barrevoets en de Romaansche meisjes ver­sieren hare gevlochten lokken gaarne met natuurlijke bloemen. De Romanen zijn goed­hartig en gastvrij, verstandig en dapper, maar in het algemeen lui, bijgeloovig en verslaafd aan het misbruik van sterken drank. Duitschers zijn vooral in de dagen van Ka­rel IV, Maria Theresia en Jozef IX der­waarts vertrokken, en dragen den naam van heideboeren, omdat zij ontginners zijn van woeste gronden. De Serben hebben eene meer dan middelmatige lengte en aangename gelaats­trekken, maar zij zijn tevens traag, pronk­ziek en aan het misbruik van bedwelmende dranken verslaafd. De overige vermelde volks­stammen zijn er minder talrijk vertegen­woordigd.

Van de instellingen van onderwijs noemen wij het groote gymnasium te Temesvar met 12 hoogleeraren, Latjjnsche scholen te Lugos en Groot-Beckerek, een geestelijk semina­rium en eene normaalschool te Temesvar. Tot de bronnen van bestaan behooren land-, wijn- ­en ooftbouw, veeteelt, mijnontginning en handel; de fabrieknijverheid is er nog weinig ontwikkeld.

Het hedendaagsehe Banaat was in de dagen der oudheid een deel van Dacië. Toen dit door keizer Trajanus veroverd was, werden er door de Romeinen onderscheidene volk­plantingen gesticht, die er de grondslagen zijn van de voornaamste plaatsen van den tegenwoordigen tijd. Na den val van het Romeinsche rijk kwam Dacië bij afwisseling in handen der Vandalen, Gothen, Gepiden en Sarmaten. Na Constantijn de Groote, die er weder eenige heerschappij verkregen had, maakten de Hunnen zich meester van het land, — toen weder de Gepiden, en in 553 de Avaren, die er 2 eeuwen het bewind voerden. Zij werden door Karel de Groote overwonnen (790), en tegen het einde der 9de eeuw verschenen er de Magyaren, die het koningrijk Hongarije stichtten, waartoe het Banaat vóór zijne verovering door de Turken behoorde. Tartaren en Mongolen overstroomden en plunderden het land ten tijde van koning Bela IV. Nog treuriger tijd­perk voor het Banaat nam een aanvang tegen het einde der 14de eeuw, toen de Tur­ken er de grenzen overschreden, Belgrado veroverden, in Serbië doordrongen en gedu­rende 3 eeuwen Hongarije en Oostenrijk be­laagden, waarbij het Banaat, op de grenzen gelegen, steeds aan de grootste ellenden was blootgesteld.

Ook had in dien tijd (1514) een opstand der boeren plaats onder Georg Doza, — een opstand, die in 4 maanden aan omstreeks 50000 menschen het leven kostte. Zeven jaren later trok Mehemet Hyde met 40000 man over de Donau en verwoestte bijna het geheele Banaat. Na den ongelukkigen slag bij Mohacs breidden de Turken hunne heer­schappij uit in Hongarije, totdat zij met de verovering van Temesvar (20 Julij 1552) meester werden van het geheele Banaat. De welvaart verminderde er aanmerkelijk onder de vreeseljjke verdrukking der Turken, en deze bleef aanhouden gedurende 164 jaren, totdat prins Eugenius den glans der halve maan deed tanen. Hij trok in October 1716 binnen Temesvar, en na den slag bij Bel­grado werd het geheele Banaat van de Tur­ken bevrijd.

Van dat oogenblik dagteekent de wedergeboorte des lands. Het ontwikkelde zich met kracht onder het weldadig bestuur van graaf Mercy, en in 1779 werd het — met uitzondering der militaire grenzen — weder met Hongarije vereenigd. In het jaar 1848 woedde er de burgeroorlog tusschen de verschillende stammen — tusschen de Serben aan de ééne en de Duitschers en Magyaren aan de andere zijde, terwijl de Romanen zich onzijdig hielden. Tijdelijk is, zooals wij reeds vermeld hebben, het Banaat een afzonderlijk kroonland van Oostenrijk geweest, terwijl het thans weder tot Hon­garije behoort.

Met den naam van Banaat-grenzen bestem­pelt men een gedeelte van de Oostenrijksche militaire grenzen langs Siebenbürgen en Tur­kije, tusschen de Theisz en de Donau, langs deze laatste tot zij Oostenrijk verlaat en dan noordwaarts tot aan de grenzen van Sieben­bürgen. Zij tellen op 149 □ geogr. mijlen ruim 270000 inwoners.

< >