Banaat (in het Hongaarsch Bausag) is in het algemeen een grensgewest of een land, waarover een banus (zie onder dit woord) gesteld was, zoodat een banaat overeenstemt met het Duitsche mark. Intusschen heeft het banaat van Temesvar dien naam verkregen na den vrede van Passerovicz, ofschoon het nooit te voren door een banus was bestuurd. Dit banaat omvatte de Comitaten Torontal, Ternes en Krasso en behoorde tot voor weinige jaren tot de kroon van Hongarije.
Ten gevolge eener Keizerlijke bepaling van 18 November 1849 werd het gedeeltelijk van Hongarije gescheiden en in een Oostenrijksch Kroonland herschapen met den naam Woiwood-schap Serbië en Banaat van Temesvar, maar het bestond niet lang en zag zich door een Keizerlijk besluit van 1860 op nieuw met Hongarije vereenigd. Het oude Banaat met zijne 3 Comitaten, waaraan de Militaire grenzen van het Banaat zijn toegevoegd, vormt een onregelmatigen vierhoek, die in het noorden door de Marosj van de Comitaten Arad, Czongrad en Czanad, in het westen door de Theisz van de Comitaten Czongrad en Bacs en in het Oosten door de Czerna en door uitloopers van de Carpathen van Siebenbiirgen gescheiden, terwijl het in het zuiden aan de Donau en daarachter aan Serbië grenst. Het heeft eene oppervlakte van ruim 472 □ geogr. mijlen. Het bestaat uit groote, vruchtbare vlakten, die uitstekend zijn voor den graanbouw.
Intusschen zijn er ook bergachtige streken, barre zandduinen en moerassen, die weinig of niets opleveren. Die zandduinen doen door verstuiving dikwijls veel schade, waartegen van Regeringswege maatregelen genomen zijn. Over de bergstreek loopt een drietal ketens, met toppen, die 2400 Ned. el hoog zijn. Dit gewest is grootendeels woest en wild en met donkere wouden bedekt, en het gesteente bestaat er voornamelijk uit graniet, gneis, glimmerlei enz.
Onder de talrijke rivieren van het Banaat bekleedt de Donau den eersten rang. Deze bezoekt er den bodem op de plaats, waar zij de Theisz opneemt en verlaat het beneden Orsova. Voorts noemen wij de vischrijke Theisz, die den westelijken zoom van het Banaat besproeit, en er bevaarbaar is voor groote schepen, — de Morosj, uit Siebenbürgen komende , — en de Ternes. De overige wateren van het Banaat zijn woeste bergbeken, zooals de Bega, de Aranka, de Pirda enz., en behooren meestal tot het stroomgebied van de Donau. Sommige zijn merkwaardig wegens haar goudbevattend zand. Men kan zich voorstellen, hoe dergelijke beken, als zij zich in de laagte vereenigen, groote moerassen kunnen vormen. Op dit gebied ligt ook het Bega-kanaal, dat langs Temesvar loopt en eene lengte heeft van 28 geogr. mijlen.
Het klimaat is, naar gelang der ligging en der hoogte van den bodem, zeer verschillend, maar in het algemeen zacht en aangenaam. Vooral nabij de Donau heeft de plantengroei een zuidelijk karakter. De gewassen dier omstreken, voorts die van het zuiden van Frankrijk, van de Apennijnen en Pyreneeën vindt men hier vereenigd. In de vlakten, waar de luchtstroomen geene belemmering ondervinden, ontwaart men denzelfden helderen hemel als in de deelen van Frankrijk en in Lombardije, die op dezelfde breedte gelegen zijn. Er groeijen heerlijke druiven, perziken, abrikozen, meloenen en edele vruchten van het Zuiden. Rijst, vijgen, amandelen en olijven vinden er een herbergzaam vaderland. De winter is er kort en zacht, zoodat de Donau en de Theisz slechts zelden met ijs zijn bevloerd.
In het midden van Februarjj is er de lucht reeds aangenaam. Eene vroege lente wekt er het. leven der natuur, en dan volgt een warme zomer, wiens brandende hitte door regenbuijen getemperd wordt. Vooral is de langdurige herfst, die de kinderen der lente ten tweedenmale boven den grond lokt, er hoogst bekoorlijk. Stormen waaijen er zelden, — de noordoostenwind is er de heerschende, en in den zomer blaast er dikwijls de verschroeijende scirocco. De hazelnoot bloeit er reeds in Maart, de kerseboom in het begin van April, en de acacia in de eerste dagen van Mei. Op de helft van laatstgenoemde maand zijn de kersen er rijp, — een paar weken later bloeit de wijnstok en in het midden van Augustus zijn er de druiven rijp. In dat klimaat zijn de menschen zeer gezond en vele bereiken er een hoogen ouderdom.
Behalve de reeds vermelde kostelijke vruchten levert het plantenrijk er onze gewone granen, fijne groenten, vlas, hennep, katoen enz. Hier en daar zijn prachtige eikenwouden , die gelegenheid geven tot het mesten van zwijnen. Het dierenrijk bevat er, behalve onze gewone huisdieren, beren en wolven, die zich in het gebergte ophouden, en de bosschen zijn behoorlijk van wild voorzien. Tot de voornaamste riviervisschen behooren er de huizen, die wel eens 300, en de wels, die wel eens 100 Ned. pond zwaar worden, terwijl er een overvloed is van steur, snoek, baars, aal enz.
De bedding van sommige rivieren levert er goud. Daarenboven zijn er goud-, zilver-, koper-, ijzer- en steenkolenmijnen. Men mag dus het Banaat in alle opzigten een rijk land noemen. Tevens vindt men er een groot aantal minerale bronnen van zeer verschillenden aard.
De bevolking telt er ongeveer 1¼ millioen zielen, die in 2 koninklijke vrije steden (Temesvar en Wersjetz), 4 steden, 4 voorsteden, 52 markten en 748 dorpen zijn verspreid. De inwoners zijn Romanen, Duitschers, Serben, Hongaren, Boelgaren, Israëlieten en Zigeuners. De Romanen zijn in onderscheidene stammen verdeeld. Zij zijn in het algemeen slank van lichaam, middelmatig van lengte, en welgebouwd, ovaal van gelaat en donker van uitzigt. Zij voeden zich vooral met maïsbrij, melk, kaas, uijen en spek. Zij dragen een ruim wit gewaad met een opstaanden rooden kraag, daarover een vest met zilveren knoopen en een breeden lederen gordel; zij schoeijen zich met sandalen en dekken het hoofd in den zomer met een vilten hoed, in den winter met eene pelsmuts. Ook het overig ligchaam wikkelen zij gedurende het barre saizoen in eene schapenvacht.
De vrouwen dragen een dergelijk wit gewaad als de mannen , maar wat meer versierd, en daarover een lijfje van donker laken. Des zomers gaan zij barrevoets en de Romaansche meisjes versieren hare gevlochten lokken gaarne met natuurlijke bloemen. De Romanen zijn goedhartig en gastvrij, verstandig en dapper, maar in het algemeen lui, bijgeloovig en verslaafd aan het misbruik van sterken drank. Duitschers zijn vooral in de dagen van Karel IV, Maria Theresia en Jozef IX derwaarts vertrokken, en dragen den naam van heideboeren, omdat zij ontginners zijn van woeste gronden. De Serben hebben eene meer dan middelmatige lengte en aangename gelaatstrekken, maar zij zijn tevens traag, pronkziek en aan het misbruik van bedwelmende dranken verslaafd. De overige vermelde volksstammen zijn er minder talrijk vertegenwoordigd.
Van de instellingen van onderwijs noemen wij het groote gymnasium te Temesvar met 12 hoogleeraren, Latjjnsche scholen te Lugos en Groot-Beckerek, een geestelijk seminarium en eene normaalschool te Temesvar. Tot de bronnen van bestaan behooren land-, wijn- en ooftbouw, veeteelt, mijnontginning en handel; de fabrieknijverheid is er nog weinig ontwikkeld.
Het hedendaagsehe Banaat was in de dagen der oudheid een deel van Dacië. Toen dit door keizer Trajanus veroverd was, werden er door de Romeinen onderscheidene volkplantingen gesticht, die er de grondslagen zijn van de voornaamste plaatsen van den tegenwoordigen tijd. Na den val van het Romeinsche rijk kwam Dacië bij afwisseling in handen der Vandalen, Gothen, Gepiden en Sarmaten. Na Constantijn de Groote, die er weder eenige heerschappij verkregen had, maakten de Hunnen zich meester van het land, — toen weder de Gepiden, en in 553 de Avaren, die er 2 eeuwen het bewind voerden. Zij werden door Karel de Groote overwonnen (790), en tegen het einde der 9de eeuw verschenen er de Magyaren, die het koningrijk Hongarije stichtten, waartoe het Banaat vóór zijne verovering door de Turken behoorde. Tartaren en Mongolen overstroomden en plunderden het land ten tijde van koning Bela IV. Nog treuriger tijdperk voor het Banaat nam een aanvang tegen het einde der 14de eeuw, toen de Turken er de grenzen overschreden, Belgrado veroverden, in Serbië doordrongen en gedurende 3 eeuwen Hongarije en Oostenrijk belaagden, waarbij het Banaat, op de grenzen gelegen, steeds aan de grootste ellenden was blootgesteld.
Ook had in dien tijd (1514) een opstand der boeren plaats onder Georg Doza, — een opstand, die in 4 maanden aan omstreeks 50000 menschen het leven kostte. Zeven jaren later trok Mehemet Hyde met 40000 man over de Donau en verwoestte bijna het geheele Banaat. Na den ongelukkigen slag bij Mohacs breidden de Turken hunne heerschappij uit in Hongarije, totdat zij met de verovering van Temesvar (20 Julij 1552) meester werden van het geheele Banaat. De welvaart verminderde er aanmerkelijk onder de vreeseljjke verdrukking der Turken, en deze bleef aanhouden gedurende 164 jaren, totdat prins Eugenius den glans der halve maan deed tanen. Hij trok in October 1716 binnen Temesvar, en na den slag bij Belgrado werd het geheele Banaat van de Turken bevrijd.
Van dat oogenblik dagteekent de wedergeboorte des lands. Het ontwikkelde zich met kracht onder het weldadig bestuur van graaf Mercy, en in 1779 werd het — met uitzondering der militaire grenzen — weder met Hongarije vereenigd. In het jaar 1848 woedde er de burgeroorlog tusschen de verschillende stammen — tusschen de Serben aan de ééne en de Duitschers en Magyaren aan de andere zijde, terwijl de Romanen zich onzijdig hielden. Tijdelijk is, zooals wij reeds vermeld hebben, het Banaat een afzonderlijk kroonland van Oostenrijk geweest, terwijl het thans weder tot Hongarije behoort.
Met den naam van Banaat-grenzen bestempelt men een gedeelte van de Oostenrijksche militaire grenzen langs Siebenbürgen en Turkije, tusschen de Theisz en de Donau, langs deze laatste tot zij Oostenrijk verlaat en dan noordwaarts tot aan de grenzen van Siebenbürgen. Zij tellen op 149 □ geogr. mijlen ruim 270000 inwoners.