Vrede, het tegenovergestelde van oorlog of van twist en verdeeldheid in het algemeen, is alzoo de toestand van Staten, volken en personen, waarin zij berusten in ’t geen ieder van hen bezit, gevoelt of bedoelt, zoodat zij niet verkeeren in openbaren strijd. Daarenboven wordt het woord vrede ook wel gebezigd in de beteekenis van vredesverdrag, namelijk eene plegtige overeenkomst, waarbij twee of meer Staten verklaren, dat hun onderlinge oorlog een einde neemt zonder dat ééne der contractérende partijen daarbij hare onafhankelijkheid verliest. Men geeft aan zulk een vrede soms den naam van dengene, door wien, maar gewoonlijk van de plaats, waar hij gesloten is en spreekt bijv. van den Vrede van Antalcidas, van den Vrede van Münster enz. De vrede maakt niet tijdelijk, want dan is hij slechts een wapenstilstand, maar voor goed een einde aan den oorlog.
Hij wordt voorafgegaan door vredesonderhandelingen, om tot de vaststelling te komen van zekere bepalingen of voorwaarden, waaronder de vrede zal worden hersteld. De definitieve vrede wordt vaak eerst gesloten na den voorloopigen vrede, die slechts de algemeene grondslagen van eerstgenoemden aanwijst, zonder nog in alle bijzonderheden te treden. Vredesverdragen, door gevolmagtigden gesloten, moeten door de betrokkene mogendheden worden geratificeerd. De onschendbaarheid der vredesverdragen mag, uit een volkenregtelijk oogpunt, niet in twijfel worden getrokken, al strekken zij ook op onregtmatige wijze ten nadeele der onderliggende partij, dewijl anders geen oorlog zou kunnen eindigen zonder de vernietiging van ééne der strijdende magten.
Wegens de tallooze ellenden, door den oorlog berokkend, zijn reeds lang wijsgeeren en menschenvrienden er op bedacht geweest, een duurzamen algemeenen vrede der volken tot stand te brengen. In ouden tijd zocht men dit doel te bereiken door het stichten van eene wereldheerschappij. Cyrus was reeds op zijne wijze een apostel des vredes, toen hij optrok om het rijk der duisternis (Toeran) aan zijn rijk des lichts (Iran) te onderwerpen, en Alexander de Groote meende, dat het tijdperk van algemeenen vrede was aangebroken, toen hij Babylon, de stad van Semiramis, tot hoofdstad verhief van zijn uitgebreid gebied. Zelfs Rome, door tallooze oorlogen groot geworden, dacht, dat het den tempel van Janus zou kunnen sluiten en gesloten houden, toen zijne zegevierende legioenen tot aan de gewesten der Parthers en Aethiopiërs, der Germanen en Sarmaten waren doorgedrongen. Doch juist het denkbeeld, dat men door middel van het zwaard tot een bestendigen vrede zou geraken, leidde telkens tot nieuwe oorlogen. Niet anders was het in de middeneeuwen. Men wilde den vrede bestendigen door de wereldheerschappij der Duitsche Keizers en in het Oosten door die der Khalifen. Zoowel eerstgemelden als laatstgenoemden verlangden herders te wezen van ééne kudde, en beider onderlinge naijver veranderde den eeuwigen vrede in een onophoudelijken oorlog.
Toen in den loop der jaren het Huis Habsburg den schepter zwaaide over een onmetelijk gebied, scheen men te naderen tot het beoogde doel, en Hendrik IV, koning van Frankrijk, hield kort voor zijn dood zich bezig met het ontwerpen van een „ChristelijkEuropéschen Statenbond", waarvan de leden elkander zouden in bedwang houden en over de gemeenschappelijke belangen in vrede beraadslagen. Inmiddels baarde het denkbeeld van het evenwigt der Europésche Mogendheden eene wetenschap, waardoor vele oorlogen werden verhoed, namelijk die van het volkenregt. De eerste schrijver over den eeuwigen vrede was Charles Irenée Castel, abbé de Saint Pierre, wiens „Projet de paix perpétuelle entre les potentats de l’Europe” groot opzien baarde. Na hem leverde Kant zijn geschrift: „Zum ewigen Frieden", waarin deze wijsgeer verlangt, dat in alle Staten een gemeenschappelijke of althans een vertegenwoordigende regeringsvorm tot stand kome, opdat er geen oorlog verklaard worde zonder toestemming des volks, — voorts dat het volkenregt gebouwd worde op een verbond van vrije Staten, hetwelk tevens een verbond des vredes moet wezen, — en eindelijk, dat een algemeen wereldburgerregt worde ingevoerd ter bevordering van het vreedzam onderling verkeer der burgers uit alle oorden der wereld. Onder de middelen, om den eeuwigen vrede te handhaven, noemt Kant de afschaffing der staande legers, de vermindering der staatsschulden, de bepaling, dat geen Staat zich met den regéringsvorm van andere Staten mag bemoeijen en het verbod, dat een zelfstandige Staat door erfopvolging, koop, ruiling of schenking aan een anderen Staat worde toegevoegd. Het denkbeeld van een eeuwigen vrede werd met zorg gekoesterd en ontwikkeld door idealisten op godsdienstig en staatkundig gebied. Kwakers, Methodisten, Doopsgezinden enz. veroordeelden het geweld van wapens als in strijd met de leer van Christus, en Democraten, Republikeinen enz. verkondigden eene algemeene verbroedering der volken. Zelfs vond de leer van den eeuwigen vrede weerklank in de Kabinetten der Vorsten, en de zoogenaamde „Heilige Alliantie” werd gesloten met het oogmerk, om een eeuwigen vrede tot stand te brengen.
Voorts werden tot dat einde genootschappen opgerigt. In de Vereenigde Staten van Amerika bloeit sedert lang zulk eene vereeniging, wier leden zich „vrienden des vredes” noemen. Ten gevolge eener brochure van dr. Noah Worcester: „Solemn review of the custom of war” ontstonden dergelijke vereenigen te New-York. Te Londen werd de eerste in het leven geroepen door William Allen en ruim twintig Kwakers. Weldra ontstonden dergelijke vereenigingen in alle steden van Engeland, en Bowring belastte zich als secretaris met de zorg voor de buitenlandsche zaken. Graaf Cellon, die in 1830 te Genève eene vereeniging ter handhaving van den vrede deed verrijzen, onderhield briefwisseling met alle Vorsten van Europa.
De eerste Vergadering van afgevaardigden van zulke vereenigingen had plaats te Londen. De ziel van dien geheelen bond was en is de kwaker Elihu Burritt, die in 1847 het voorzitterschap bekleedde in eene vergadering van „Vrienden des Vredes”, welke aanleiding gaf tot de later gehouden vredescongressen, nameliik te Brussel in 1848, te Parijs in 1849, te Frankfort aan de Main in 1850 en te Londen in 1851. Ook Cobden en Ducpétiaux bewogen zich in deze rigting. Voorts heeft men, tot verspreiding van het denkbeeld van den algemeenen vrede, in Engeland de Olive leaf societies en in Noord-Amerika den Bond of Brotherhood, en de vertakkingen van deze spreiden zich uit over Nederland, België, Frankrijk en Duitschland. De internationale Vresdebond houdt jaarlijks zijne congressen te Genève, doch zonder grooten invloed te verwerven. Ook te Amsterdam werd den 30sten Januarij 1872 eene vergadering van den Internationalen Vredebond gehouden, bij welke gelegenheid R. C. d’Ablaing van Giessenburg het woord voerde over de vraag: „Wat eischt de vaderlandsliefde in zake der voorgestelde uitbreiding van ons militair defensiewezen?” Onder hen, die ter bevordering van den algemeenen vrede krachtig hebben aangedrongen op de ontwapening van Europa, behoort de bekende Fransche schrijver Emile de Girardin.