Bakers noemt men zoodanige vrouwen, die zich belasten met de zorg voor pasgeboren kinderen. Het is haar pligt, deze op eene handige wijze te reinigen, te kleeden en te bewaken, en tevens om aan de moeder de diensten te bewijzen, die zij in haren toestand noodig heeft.
Eene goede baker moet niet te oud en vooral niet aan verouderde vooroordeelen gehecht wezen. Bij een gezond ligchaam moet zij eene groote mate van geduld, zachtmoedigheid en opgeruimdheid bezitten. Zij dient te weten, hoe een jonge wereldburger volgens de theorieën der meest ervaren geneeskundigen behandeld moet worden. Bovenal dient zij er zich van te onthouden, om kinderen door engsluitende kleeding, inwikkeling of bedekking in benaauwdheid en aan het schreijen te brengen, en ze vervolgens door slaapwekkende middelen of hotsend gewieg — dus door bedwelming — weder stil te maken. Zulk eene mishandeling heeft menig kind op lateren leeftijd met ziekelijkheid geboet of met een vroegen dood bekocht. Het is te betreuren, dat goede leerscholen voor bakers in ons Vaderland nog altijd ontbreken.