Atmometer is een woord, aan het Grieksch ontleend, hetwelk verdampingsmeter beteekent. Hiermede bedoelt men een werktuig, waarmede men onder gegevene omstandigheden het bedrag der verdamping van water bepalen kan, — ’t geen dient om na te gaan, hoeveel water er in een jaar van de oppervlakte der aarde in damp oprijst, waarmede men vervolgens het bedrag van den gevallen regen vergelijkt. Tot nu toe zijn de toestellen, die men daarvoor aan wendt, weinig bevredigend, ofschoon die zaak van groot belang is. In den beginne stelde men slechts het water van een vat van bekenden inhoud aan de verdamping bloot, waarna men de hoeveelheid in den dampkring opgerezen water naar maat en gewigt bepaalde. Musschenbroek te Leiden gebruikte vaten van dezelfde wijdte en kwam door waarnemingen tot het besluit, dat de verdampingen in de open lucht tot elkander stonden als de teerlingwortels uit de hoogten dier vaten, maar in de kamer als hunne oppervlakten.
Is het eene vat 8 en het andere 27 palm hoog bij gelijke wijdte, dan dampen zij dus uit in 'de vrije lucht in de verhouding van (....), of 2 : 3. Diezelfde verhouding vindt men binnenskamers bij vaten met oppervlakten van 2 en 3 vierkante palmen. Andere natuurkundigen vonden eene andere verhouding, maar het bleek steeds, dat de verdamping ongelijk was bij vaten met ongelijke hoogte van water. Saussure deed daarom het voorstel, om het water in zulke vaten door eene communicerende buis steeds op dezelfde hoogte te houden.
Te Utrecht, te Leiden en op Zwanenburg, tusschen Amsterdam en Haarlem, heeft men waarnemingen gedaan met den atmometer. Uit die van Zwanenburg — omstreeks eene eeuw voortgezet — heeft men opgemaakt, dat de hoeveelheid verdampend water er jaarlijks gemiddeld 591 Ned. streep bedraagt. De naauwkeurigheid der waarnemingen en dus de juistheid dier bepaling laat echter nog veel te wenschen over. Zie over de verdamping voorts onder Hygrometer.