Wat is de betekenis van Wijdte?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

wijdte

wijdte - Zelfstandignaamwoord 1. de mate waarin iets wijd is Er werd besloten de wijdte van de mazen te vergroten. Woordherkomst Afgeleid van wijd met het achtervoegsel -te

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

wijdte

wijdte - zelfstandig naamwoord uitspraak: wij-te 1. het wijd zijn ♢ een plooirok heeft een bepaalde wijdte 2. hoe wijd iets is ♢ de wijdte van de hals is te nauw Zelfstandig naamwoord...

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Wijdte

s., wiidte.

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Wijdte

v. (-n), 1. hoedanigheid van wijd te zijn ; een rok met wijdte aanzetten, met ruimte ; 2. maat in diameter : de wijdte van de hals, van een boord, van de doorvaart; — kaliber (van een stuk geschut); 3. verwijderdheid, ruimte, afstand tussen twee dingen: de bomen op grote wijdte van elkander plaatsen; de wijdte tussen de banken; vgl....

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

wijdte

v. wijdten (het wijd-zijn; [tussen]ruimte, omtrek): de wijdte van een halsboord; de wijdte der spoorstaven, breedteafstand.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

wijdte

('wijtə) v. (-n, -s) I. [< wijd 1] het wijd zijn : de van een broekspijp. II. [< wijd 2] bepaalde ruimte nl. 1. tussenruimte, breedteafstand : de tussen de spoorrails. 2. diameter : de van een liter. 3. omtrek : de van een hals. 4. kaliber : de van een stuk geschut.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Wijdte

v. (-n, -s), 1. wijdheid, ruimte; 2. maat in diameter: de wijdte van de hals, van een boord, van de doorvaart; kaliber (van een stuk geschut).

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)