Athenaeus, een Grieksch taalkundige, redenaar en wijsgeer, een van de bekwaamste letterkundigen der Oudheid, werd geboren te Naucratis in Egypte omstreeks het jaar 170 na Chr. Hij vestigde zich te Alexandria, en het schijnt, dat hij zich op gevorderden leeftijd naar Rome heeft begeven. Van de geschriften van Athenaeus is alleen het “Gastmaal der geleerden (Deipnosopsistae)” overgebleven. Het is in 15 boeken vervat, en hiervan zijn de beide eerste en het begin van het 3de — wanneer wij een uittreksel niet rekenen, dat daarvan in de 11de eeuw vervaardigd is — nog verloren gegaan. Dat boek is vervaardigd omstreeks het jaar 280 na Chr. Hij deelt daarin zijne uitgebreide kennis mede in den vorm van tafelgesprekken, waartoe het weelderige gastmaal bij een aanzienlijken Romein van die dagen ruimschoots gelegenheid aanbiedt.
Meer dan 700 schrijvers zijn daarin genoemd, en uit hunne — meerendeels verlorene — geschriften worden fragmenten medegedeeld. Eene menigte feiten en omstandigheden uit de geschiedenis der letterkunde, uit het huiselijk en openbaar leven, uit de gesteldheid der dicht-, taal-, natuur- en geneeskunde der Oudheid zouden ons onbekend wezen, indien het werk van Athenaeus ons daaromtrent geen licht verschafte. Zijn werk is door één enkel handschrift, hetwelk zich thans te Venetië in de boekerij van St. Marcus bevindt, behouden gebleven. De beste uitgaven zijn van Causabonus (Genève, 1597, Lyon 1600, 1612 en 1664) en van Schweighäuser (Straatsburg, 1801—1807). Ook bestaat er eene uitgave van Tauchnitz.