Asow (Azow of Azof) is eene stad in Europeesch Rusland, in de provincie Jekaterinoslaw, aan den noordoosthoek der Zee van Asow en aan een arm van de Don. Voorheen was zij eene vesting eneenebloeijende koopstad, maar door verzanding van de haven is zij vervallen en telt tegenwoordig slechts 8000 inwoners, die zich hoofdzakelijk met de vischvangst bezig houden. In de dagen der Oudheid heette zij Tanaïs en was eene der belangrijkste Grieksche steden in die oorden. Later was zij onderwerpen aan de koningen van Pontus.
Daarna zocht zij zich onafhankelijk te maken, maar werd ten tijde van Augustus door Polemo verwoest. In de middeleeuwen werd zij onder de heerschappij der Genuézen , die haar Tana noemden , de zetel van een belangrijken handel. In 1392 werd zij aan Tamerlan onderworpen en in 1475 aan de Turken. In 1696 werd zij ingenomen door Peter de Groote en bleef wel eene eeuw een twistappel van de Russen en Turken. In 1711 werd zij aan laatstgenoemden afgestaan, maar in 1733 door den Russischen veldmaarschalk Münnich weder veroverd. Bij den vrede van Belgrado (1739) verbleef zij aan Rusland onder voorwaarde, dat hare vestingwerken gesloopt moesten worden. Eindelijk werd zij in 1774 bij den Vrede van Koetsjoek-Kainardsji onvoorwaardelijk aan Rusland toegevoegd. Zij heeft zich echter — vooral na den aanleg van de haven van Taganrog — niet weder tot handelsplaats kunnen verheffen. Het tegenwoordige Asow ligt tegenover het oude Tanaïs.