ASOW Zee van) of Palus Maeotis der Ouden, naar de stad van dien naam alzoo genoemd, is eene baai of golf van de Zwarte zee en met deze door de straat van Theodosia (Jenikale, Kaffa of Kertj) verbonden. Zij grenst ten westen aan de Krim, ten noorden aan eene vruchtbare steppe, en ten noordoosten en oosten aan het land der Donsche en Tsjernoworskische Kozakken. Zij heeft van het zuiden naar het noorden eene lengte van 20, en van het oosten naar het westen eene van 32 geogr. mijlen, en ontvangt in haren schoot de wateren van de vischrijke Don en van de kleinere rivieren Mius, Jelanczic, Kalmijus, Berda en Meloszyia, — voorts uit de Krim die der Salsjer en uit Azië die van de Koeban, Besoega, Jeya enz. Onder hare baaijen is vooral de Stinkzee merkwaardig, uit wier water gedurende de hitte van den zomer kwalijkriekende uitwasemingen oprijzen. Hare aanzienlijkste diepte bedraagt 13 meters, terwijl het vaarwater in de Zee-engte of Straat slechts 4 meters diep is. Laatstgenoemde is door de landengte van Perekop van de Doode zee en door de landtong van Arabat, die zich van het schiereiland Kertj 15 geogr. mijlen ver noordoostwaarts uitstrekt en hier en daar naauwelijks 1000 meters breed is, van de Zee van Asow gescheiden.
Deze zee is zeer vischrijk en zij levert hierin aan de kustbewoners eene belangrijke bron van bestaan, daar er groote hoeveelheden lijm, kaviaar en gezouten visch worden uitgevoerd. De voornaamste handelshavens zijn er die van Berdiansk, Mariopol en Taganrog, werwaarts graan uit de vruchtbare steppe wordt gebragt. Intusschen wordt volgens sommigen de kom der Zee van Asow allengs kleiner en dus ondieper, terwijl de kustlanden zich uitbreiden, 't geen echter anderen ontkennen.
In 1855 werd door Engeland en Frankrijk eene expeditie onder den admiraal Lyons en den generaal Canrobert naar de Zee van Asow gezonden, waar onderscheidene stoombooten, koopvaardijschepen en ook eenige plaatsen aan de kust zonder veel tegenstand werden verwoest.
Asow (Steppe van) is de naam van de onvruchtbare vlakte aan den benedenloop van de Manytsj, eene zijrivier van de Don en aan de Don zelve tot aan de Zee van Asow. De grond is er blijkbaar eene voormalige bedding der zee, die op zandige kalksteenlagen rust en uit zavel bestaat met een schralen plantengroei. Zij is voor den landbouw weinig geschikt en verschaft naauwelijks het noodige voedsel aan de kudden der Donsche Kozakken. Ook de bewoners der steppe houden zich vooral met de vischvangst bezig.
