Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Zee

betekenis & definitie

Zee (De) of de oceaan noemt men de geheele zamenhangende watermassa, die het vaste land onzer Aarde van alle zijden omgeeft. Zij bedekt 0,74 dus nagenoeg 3/4de van de geheele oppervlakte der Aarde en heeft eene uitgebreidheid van 6798000 □ geogr. mijl. Het land heeft op het noordoostelijk gedeelte onzer Aarde en het water op het zuidwestelijk gedeelte de grootste uitgebreidheid. De groote wereldzee is verdeeld in vijf afzonderlijke zeeën, achter wier namen wij de oppervlakte in □ geogr. mijlen plaatsen, namelijk: de Stille Zee, ook de Zuidzee of de Groote Oceaan geheeten (3300000), — de Atlantische Oceaan (1635000), — de Indische Zee (1313000), — de Zuidelijke Ijszee (350000), — en de Noordelijke Ijszee (200000).

Door de gedaante der landen ontstaan kleinere zeeën, welke diep in de landen doordringen en daardoor min of meer omsloten worden. Blijft daarbij de verbindingsmond met den Oceaan zeer ruim, dan heeft men boezems, golven, baaijen en fjorden, maar naderen bij den mond de tegen elkander over gelegene kusten elkaar tot op den geringen afstand, zoodat er eene straat, eene zeeëngte, een kanaal of een sond gevormd wordt, dan heeft men eene binnenzee. Volgens de algemeene wetten der vloeistoffen moet de spiegel der zee overal even hoog wezen. Vele verschijnselen echter wijzen ons op verandering in de hoogte van den waterspiegel, en het is ook gebleken, dat de hoogte van de oppervlakte der zee op hetzelfde tijdstip niet overal gelijk is. Vele waargenomene niveauveranderingen der zee bestaan echter alleen in schijn, omdat zij ontstaan door eene rijzing of daling der kust. Daarentegen heeft men pogingen aangewend, om uit de algemeene gesteldheid van den aardbol eene periodieke ophooping van watermassa’s in bepaalde gedeelten der Aarde te verklaren en alzoo ook de meerdere hoeveelheid water in het zuidwestelijk gedeelte van onze planeet, terwijl men, ter verklaring van het ijstijdperk, aangenomen heeft, dat in vroegeren tijd het water de overhand heeft gehad op het noordelijk halfrond.

Van minder belang zijn de kleinere niveauverschillen, die men (buiten de periodieke afwisseling) door middel van naauwkeurige metingen in binnenzeeën heeft waargenomen. Volgens vroegere opmetingen zou het water in de Roode Zee eene meerdere hoogte hebben van 10 Ned. el boven dat der Middellandsche Zee, en toch is bij later onderzoek gebleken, dat tusschen die beide zeeën nagenoeg geen verschil van hoogte bestaat. Bij Panama is intusschen de waterspiegel omstreeks een Ned. el hooger gelegen dan bij Chagres, vermoedelijk ten gevolge van den Aequatoriaalstroom. Ook meent men, dat de spiegel der Middellandsche Zee aan de zuidkust van Frankrijk een Ned. el lager is dan die der Golf van Biscaye. Eindelijk is het nog niet volkomen zeker, wat op grond van hoogtemetingen door middel van den barometer beweerd wordt, dat de zeespiegel naar de zijde van de zuidpool lager is dan die naar de zijde van de noordpool, omdat men niet weet of de hoogteverschil van den barometer welligt veroorzaakt wordt door verschillende hoogten van den dampkring.