Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 11-01-2018

Aremberg

betekenis & definitie

Aremberg of Arenberg, een voormalig Duitsch hertogdom, tusschen Gulik en Keulen in het tegenwoordige Pruissische arrondissement Coblenz gelegen, besloeg eene oppervlakte van 7 1/2 □ mijl. Het vlek van dien naam ligt niet ver van de Ahr, aan den voet van den Aremberg, een hoogen basaltkegel, waarop het stamslot der hertogen van Aremberg prijkt.

De heeren van Aremberg komen het eerst voor in de geschiedenis in het jaar 1167. Hunne bezittingen kwamen, na het uitsterven der mannelijke lijn, in 1288 of 1298, door huwelijk aan graaf Engelbert van der Mark, en de derde zoon van dezen, Eberhard genaamd, was de stamvader van eene nieuwe lijn. Ook deze stierf uit in 1546, en het graafschap ging door huwelijk over op Jan van Barbançon, heer van Ligny. Karel V verhief dezen tot rijksgraaf, en Maximiliaan II diens zoon en opvolger Karel tot rijksvorst (1576). Deze verkreeg door zijn huwelijk met Anna van Croy ook het hertogdom Aerschot en andere bezittingen. Zijn kleinzoon Philip Frans werd door keizer Ferdinand III tot hertog benoemd (1644). Het gebied van Aremberg werd bij den Vrede van Luneville (1801) ingelijfd in Frankrijk en zijn hertog Ludwig Engelbert verkreeg als schadeloosstelling de heerlijkheid Recklinghausen in Westphalen en het graafschap Meppen in Hannover met den titel van vorst. Zijn zoon Prosper Ludwig zag zijne souvereiniteitsregten wegsmelten in het koningrijk Westphalen (1808), en de hertog deed in 1815 vergeefsche pogingen om ze terug te krijgen. Zijne uitgebreide bezittingen heeft hij echter behouden. Zij beslaan bijna 45 □ mijlen, en hij heeft daarenboven aanzienlijke goederen in België. Zijne residentie is het slot Klemenswerth bij Meppen.

Tot de merkwaardigste personen, welke dien naam hebben gedragen, rekenen wij den reeds genoemden Jan van Barbançon, heer van Ligny, die wel niet tot het geslacht der Arembergen behoorde, maar na zijn huwelijk met eene erfgravin van Aremberg zich den titel gaf van graaf van Aremberg. Hij was gedurende den 80-jarigen oorlog stadhouder van Friesland en Groningen ten behoeve van Spanje en sneuvelde bij Heiligerlee op den 23sten Mei 1568. Tot die personen behooren vervolgens:

August Maria Raimund, vorst van Aremberg, een broeder van hertog Ludwig Engelbert. Hij werd den 23sten Mei 1753 te Brussel geboren, voorts als kadet geplaatst bij het regiment van Karel van Lotharingen, en verkreeg vervolgens van zijn grootvader van moederszijde Lodewijk van der Mark het naar dezen genoemde Duitsche infanterieregiment in Fransche dienst, zoodat de Fransche geschiedschrijvers dien Aremberg gewoonlijk graaf Lamarc noemen. Gedurende den Engelsch-Amerikaanschen oorlog trok hij met zijn regiment naar Indië en keerde na verloop van twee jaren zwaar gewond terug. Bij het uitbarsten der omwenteling in Brabant (1789) voegde hij zich eerst aan de zijde der revolutie, maar huldigde kort daarna Keizer Leopold II. In Frankrijk had hij wegens zijne uitgestrekte goederen zitting in het Parlement en stemde er eerst met den adel, maar vervolgens, op uitdrukkelijk verzoek des Konings, in de Nationale vergadering met den derden stand. Hier zocht bij Mirabeau te overreden om zijne stem te schenken aan den troon en aan de gematigde monarchie. Die groote redenaar benoemde Aremberg en Trochot tot uitvoerders van zijn uitersten wil, en omstreeks anderhalf jaar na diens overlijden verliet Aremberg Frankrijk en begaf zich eerst naar de Nederlanden en vervolgens, bij de nadering der Fransche troepen, naar Weenen, waar hem eene zending naar Genua werd opgedragen.

Na het uitbarsten van den oorlog tusschen Oostenrijk en Frankrijk keerde hij tot het ambteloos leven terug. Napoleon wees zijne diensten van de hand, en na den val van dezen begaf Aremberg zich naar Brussel, waar hij de aanstelling ontving van luitenantgeneraal in Nederlandsche dienst. Bij den opstand van 1830 volgde hij echter geenszins het Nederlandsche leger, maar bleef te Brussel, waar hij zich met de beoefening der letterkunde en der schoone kunsten bezig hield. Hij overleed er den 26sten September 1833, eene kostbare verzameling van schilderijen nalatende. Zijne titels zijn overgegaan op zijn zoon Engelbert Ernst, die den 25sten Mei 1777 geboren en den 20sten November 1857 overleden is. Van dezen zijn slechts twee dochters, uit twee huwelijken, in leven.

< >