Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 04-07-2018

Coblenz

betekenis & definitie

Coblenz, eigenlijk Confluens, omdat de Rijn en de Moezel er zamenvloeijen, is eene hoofdstad met eene sterke vesting in een evenzoo genoemd district der Pruissische Rijnprovincie. Zij ligt in een zeer bekoorlijk dal en is omringd door heuvels, die met wijngaarden zijn bedekt. De stad zelve bestaat uit de Oud- en Nieuwstad;

de eerste heeft naauwe en donkere straten, doch de tweede, ook de Clemens-stad genaamd, is met fraaije huizen versierd.

Tot de pleinen behooren er het Jezuïeten- en het Clemensplein, en op het laatste verheft zich eene obelisk ter hoogte van 20 Ned. el. Onder de merkwaardige gebouwen bekleeden er de kerken den eersten rang, en van deze noemen wij de Lieve Vrouwen-kerk, de oudste van alle, met hooge torens verversierd, de Castorkerk met 4 torens, fraai gebeeldhouwde grafteekens en antieke schilderstukken, de Florinuskerk enz.

Voorts heeft men er een fraai residentie-slot, in 1778—1781 door Peijen opgetrokken,de schouwburg, in 1787 door Krahn gebouwd, de brug over de Moezel met 14 bogen, en de spoorwegbrug over de Rijn, in 1858 gelegd, terwjjl zich aan de overzijde, op den regteroever der rivier, de vesting Ehrenbreitstein (zie onder dezen naam) verheft. Ook rondom de stad zijn onderscheidene, forten tot hare verdediging aangelegd. Zij telt 25000 inwoners, van welke verreweg de meeste tot de R. Katholieke Kerk behooren. Men vindt er 7 kloosters en onderscheidene instellingen van weldadigheid, doch voor het onderwijs slechts 8 lagere scholen, eene hoogere burgerschool, oen gymnasium, 5 bijzondere opvoedingsgestichten, eene technische school en 3 bewaarscholen.

Men heeft er fabrieken van metalen voorwerpen, papier-en tabaksfabrieken, meubelmakerijen, fabrieken van moussérende wijnen enz. Te voren had men er een belangrijken doorvoerhandel, die echter na het leggen van spoorwegen eene andere rigting heeft genomen.

Reeds omstreeks het jaar 58 waren de omstreken van Coblenz tegelijk met Gallië in het bezit der Romeinen; Julius Caesar sloeg er eene brug over de Rijn, en Drusus bouwde er een kasteel. Later behoorde Coblenz tot het Frankische rijk, en koning Childebert II (585) had er zijn zetel. In 860 had er eene kerkvergadering plaats, en door het Verdrag van Verdun (843) werd de stad bij Lotharinringen gevoegd.

Later bevond zij zich bij afwisseling onder de heerschappij van Frankrijk en Duitschland. Keizer Hendrik II verhief haar tot een aartsbisdom, en de aartsbisschoppen schonken het wereldlijk gezag in leen aan de Pfalzgraven van de Rijn, doch aartsbisschop Arnold herkreeg het in 1252 en versterkte de stad, maar toen hij in 1280 een kasteel aan de Moezel wilde bouwen, kwamen de inwoners daartegen in verzet, zoodat hij hen door eene belegering tot toegevendheid moest dwingen. In den aanvang der 17de eeuw verbeterde de keurvorst en aartsbisschop Lotharius de vestingwerken, en zij was in de jaren 1632—1636 een twistappel van de Oostenrijksche, Zweedsche en Fransche troepen. In 1688 belegerden en bombardeerden de Franschen onder den maarschalk Boufflers haar te vergeefs, en zij werd aanmerkelijk verfraaid, toen de keurvorst Clemens Wenceslaus in 1786 zijn zetel van Ehrenbreitstein binnen hare muren verplaatste. Voorts ontstond er eene ongemeene levendigheid, toen bij den aanvang der Fransche Omwenteling de adel uit Frankrijk derwaarts trok en de vorsten, die later als Lodewijk XVIII en Karel X over Frankrijk den schepter zwaaiden, zich aan het hof van den Keurvorst te Coblenz vereenigden. Doch reeds in 1794 zag laatstgenoemde bij de nadering van het Fransche leger zich genoodzaakt, naar elders de wijk te nemen. Dat leger trok er binnen onder aanvoering van Moreau, maar werd weldra door de Oostenrijkers verjaagd. Later kwam zij weder in het bezit van Frankrijk en door den Vrede van Luneville werd zij er mede vereenigd.

De vestingwerken werden geslecht en de kloosters opgeheven. Die toestand van zaken bleef voortduren tot aan het begin van 1814. Toen werd de stad door Russische troepen bezet, en het Congrès te Weenen kende haar toe aan Pruissen.