Analziem is eene zeer verspreide delfstof van de familie der zeolieten. Men kent haar aan hare kristallisatie in leucitoëders of trapezoëders. Zp is zelden waterhelder, maar doorgaans wit of vleeschkleurig, en ook wel grijs. Hare hardheid is iets geringer dan die van veldspaat en haar soortelijk gewigt 2,25.
Zij wordt voor de blaaspijp wit en smelt niet ligt tot helder glas. Zij laat zich door zoutzuur zonder moeite ontbinden, waarbij eene slijmachtige kiezelaarde zich afscheidt. Zij is een waterhoudend, weinig of geen kalk bevattend kleiaarde-natronsilicaat, waarin ook wel eens kali aanwezig is, en bestaat uit 55 procent kiezelzuur, 23 procent kleiaarde, 14 procent natron en 8 procent water. Men vindt het analziem in allerlei amandelsteenen, vooral in het zuiden van Tyrol (Seiser-Alp), op de Cyclopen-eilanden, bij Catanea, in den Harz en den Oeral enz.